Every night

Paul and Linda

Every
night

Bij de bespreking van McCartney’s solo-debuut in het enige boek over The Beatles dat ik rond 1976 had, was ervoor gekozen om een foto van de achterkant van de hoes te plaatsen. Een logische keus omdat de foto op de voorkant… ja wat eigenlijk? Ik weet niet eens of ik dat nu een mooie of een lelijke cover vind. Destijds vond ik hem lelijk, dus waarschijnlijk is het ‘misschien toch wel mooi’ gevoel meer een kwestie van gewenning. In ieder geval is de foto van een lachende bebaarde Paul met baby Mary net boven de half gesloten rits van zijn jas uitkijkend op de achterkant wel echt mooi.
In het destijds bij het album gevoegde ‘interview’ liet Paul tussen neus en lippen door weten dat er wat hem betrof geen nieuw Beatles-materiaal meer zou worden opgenomen, waarna de hele wereld over hem heen viel. De kranten waren duidelijk met koppen als: ‘Paul quits The Beatles’ (The Daily Mirror). Hij werd gezien als de hoofdschuldige als het ging om het beëindigen van het sprookje. Lang is hij de gebeten hond geweest. Onterecht omdat hij alleen maar naar buiten bracht wat al sinds september 1969 een feit was: The Beatles bestonden niet meer. John had tijdens een vergadering die maand aangegeven dat het wat hem betrof niet meer hoefde. Hij had het niet naar buiten gebracht om de verkoop van Abbey Road niet nadelig te beïnvloeden. Nou, niet naar buiten gebracht: John had het tegenover een bevriend journalist een keer laten vallen, maar om onbegrijpelijke redenen deed deze man niets met dit nieuws.

Door de keuze voor de foto van de achterkant in mijn boek was de tracklist goed in beeld. Het was een overwegend raar stelletje titels: Kreen Akrore, Glasses, Momma Miss America, Junk, Singalong Junk (karaoke avant la lettre) etc. Er stonden maar twee titels op die een soort van belofte in zich leken te dragen; Maybe I’m Amazed en Every Night.
Deze twee songs vormen op een album vol met nummers die Paul in zijn Londense woning aan Cavendish Avenue opgenomen heeft, in die zin een uitzondering dat hij ze op vertrouwd terrein in de Abbey Road studios heeft opgenomen. Songs dus die een meer professionele benadering kenden.
McCartney woonde (en woont tegenwoordig als hij in Londen is nog steeds) op loopafstand van de studio. Hij boekte de studio onder de naam Billy Martin. Met alle ruzies binnen The Beatles, op dat moment vooral veroorzaakt door het management-conflict rond Allen Klein, vond McCartney het wenselijk om zijn solo-plannen geheim te houden. Paul wilde zich als enige niet aan Klein binden. Heel verstandig, zo zou niet veel later blijken.

Every Night staat in E en begint met een instrumentale inleiding van vier maten over een E7 akkoord waarbij er op elke vierde tel een slagwerk-accent klinkt en de basgitaar al snel ook een bijdrage levert door toe te werken naar die vierde tel. Daardoor wordt de minst belangrijke tel in de maat het meest voor het voetlicht gebracht. Het E7 akkoord lijkt bovendien te wijzen op A als toonsoort. Een dubbele vertroebeling van de muzikale keuzes; pas later blijkt dat Every Night echt wel in E staat en wordt de vierkwartsmaat ingevuld zoals je dat mag verwachten.
Paul zet in op een B. De eerste twee zinnen eindigen op een E11 akkoord, of bm7 over een E orgelpunt. Maar voor mij klinkt het toch meer alsof er geen harmonische verandering plaats vindt, dus ik houd het op E11.
Een heel fraai McCartney dingetje begeleidt de volgende twee zinnen; het onverwachte wordt gevolgd door het verwachte met een extra twist:
De zin ‘Every night I want to play out’ begint met een A akkoord waardoor na de harmonisch minder beweeglijke inleiding en eerste twee regels er nu de opluchting van richting is.

Na dit A akkoord volgt de tweede trap fism waarna je de dominant mag verwachten. Grappig genoeg komt dat B akkoord als mineur drieklank! Dus doet Paul het nog eens over onder: ‘And every night I want to do ooh ooh’, maar nu met naast de dominant als majeur harmonie, de tweede trap ook majeur: Fis7 B E wat een gevoel van optillen geeft. Daarna volgt onder ‘But tonight…… and be with you’ de bij de eerste keer al verwachte I II mineur V (tweede trap mineur en dominant majeur) verbinding. Drie variaties dus op een harmonisch overbekend thema, waarbij de meest voor de hand liggende het laatst komt, voorafgegaan door de eerste keer meer mineur (zelfs de vijfde trap), gevolgd door het optillende majeur van ook de tweede trap (tussendominant).

Het fraaie arrangement van Every Night met de af en toe invallende extra gitaren en de manier waarop bas en slagwerk samenwerken met name in de inleiding, vindt een mooie variant in de versie die op Unplugged staat. Die uitvoering is langzamer (misschien te langzaam), maar de samenzang van deze versie maakt het heel erg de moeite waard.

Het album waarop Every Night een plek heeft gevonden eindigt met het wat abstracte Kreen Akrore. Over het algemeen geldt wat mij betreft voor popmusici: schoenmaker blijf bij je leest. De uitstapjes naar andere muziekstijlen stranden vaak in goede bedoelingen. Pete Townshend’s pogingen b.v. om voor Tommy en Quadrophenia op wat meer klassieke leest geschoeide instrumentale stukken te schrijven zoals ‘Overture’ en ‘Underture’ (aardige titel), verzanden toch in richtingloze eindeloze herhalingen van motieven. Er is geen enkele ontwikkeling. Dat geldt niet voor deze rock-opera’s als geheel. Dat zijn terecht klassiekers.
McCartney slaagt er wel redelijk in om Kreen Akrore een muzikale ontwikkeling mee te geven. Er is genoeg thematisch en ritmisch houvast voor herkenning en genoeg samenhangende ontwikkeling om te blijven luisteren. Niet dat het daarmee een top nummer wordt.
Het is in dit verband wel grappig dat John de naam had een experimenterende rebel te zijn en dat Paul juist degene zou zijn die vaak voor de softe makkelijke weg koos.

Ondanks de echt foute dingen op zijn debuut als solo-artiest, bevestigt McCartney I wat binnen The Beatles al bekend was: McCartney heeft naast zijn pleasers-kant een avant-gardistische kant. Hij is de man van de tapeloops en degene met de fascinatie voor atonaliteit. De fascinatie voor het alternatieve kan hij uitleven in de (binnenkort drie) McCartney albums maar veel meer nog in zijn (eerste twee) The Fireman projecten. Daarnaast gaat hij op het in opdracht geschreven ‘Liverpool Sound Collage’ (2000) nog veel verder. Het is een collage van vervormde flarden van gesprekken in de studio van The Beatles, piepjes en klikjes, minimal music elementen enz. Er zijn veel mooie momenten waarop een zin uitgesproken door b.v. George steeds meer versnelt in een loop waarna uiteindelijk het ritme dat zo ontstaat wordt overgenomen door gitaar of slagwerk voor een herhalend patroon (‘minimal music’).
Het album kreeg in 2001 een Grammy-nominatie in de categorie ‘Best Alternative Music Album’. Niet gek voor een zgn. ‘pleaser’.
Ook op zijn meer reguliere output gaat hij regelmatig over tonale grenzen heen en bewijst hij dat hij meerdere muzikale kanten heeft. Neem b.v. het outro van Too Many People. Wat een heerlijke vondst: het twee keer een (halve) toon naar boven verschuiven van een akkoordenschema in kwinten, naar niet gerelateerde toonsoorten om daarover een gitaarimprovisatie tot klinken te brengen, uitlopend in een soort dubbele plagale cadens. Gecontroleerde chaos. Prachtig!

Werkweek

John Lennon 1970, London

Werkweek

Ik zag er al ruim een jaar tegenop; in het voorlaatste jaar van de middelbare school stond de werkweek gepland. Dat betekende vijf dagen gedwongen interactie met klasgenoten en nog veel erger: vijf dagen geen platen draaien. Vijf lange dagen geen Beatles.
Het doel van zo’n werkweek kon echt elke exotische plek zijn binnen een bus-reisafstand van een dag. Onze stad bleek………. Arnhem. Kon het nog zieliger? Ik kreeg er niet meer zin door. Toen ons verteld werd wat het programma zou zijn was er één middag die het nog een beetje redde voor mij: donderdagmiddag mochten we op eigen gelegenheid de stad in.
Het kon niet anders of in zo’n stad was wel een platenzaak en daar zouden zeker albums staan die ik nog niet had.
De week tot die donderdagmiddag laat zich simpel samenvatten: wachten tot het donderdagmiddag was. Ik kan me met de beste wil van de wereld niet meer herinneren wat we tot die tijd gedaan hebben. Maar van die middag weet ik het nog precies: met het groepje jongens waar ik op school veel mee optrok de stad in en hopen dat deze jongens in de platenzaak niet al teveel haast zouden hebben.
Ik werd niet teleurgesteld: in de bak die gereserveerd was voor John Lennon stond zijn eerste echte solo-album: ‘John Lennon/Plastic Ono Band’. Dit album werd bejubeld in het enige boek dat ik over The Beatles had (Het Volledige Platenverhaal). En helemaal geweldig: Yoko deed niet mee op dit album! Op de binnenhoes in het lijstje musici staat zij wel vermeld. Yoko Ono: WInd. Wat dat ook inhield, ze was niet te horen, dus wat mij betreft deed ze het ongelooflijk goed. De Yoko haters zouden zeggen dat dat ook haar specialiteit was: gebakken lucht.
Beluisteren was dus niet nodig; gewoon meenemen die lp. Daarna volgde natuurlijk de stress van het hebben van een lp in een jeugdherberg waar alles aangegrepen werd om plezier te hebben. Het kon mij niet snel genoeg vrijdag zijn. Lekker weer op mezelf met mijn lp’s en de nieuwe aanwinst veilig toegevoegd aan de stapel.
Ik zal dit album ongetwijfeld de zaterdag na thuiskomst voor het eerst op de speler gelegd hebben en daarna direct spijt hebben gehad van de aanschaf. Wat moest ik híermee? Een heel kleine bezetting, heel minimalistische muziek en een Lennon die zijn ziel bloot legt.
Het begon direct al met ‘Mother’: drie verzen die puur muzikaal gezien weinig interessant zijn en een tekst die zijn tijd neemt. En dan dat geschreeuw aan het eind. Verdorie: een hele week kabaal aan mijn hoofd tijdens die werkweek, kom je thuis en het eerste nummer van de eerste lp die je gaat beluisteren, ja hoor: weer kabaal. Het vervolg van kant één was wel wat toegankelijker en sommige songs kon ik zelfs die eerste keer al echt waarderen. Overigens viel ‘Working Class Hero’ wel weer tegen. Het werd enorm geprezen in mijn boek, maar ik vond het maar saai en overlopen van zelfmedelijden.
Kant twee kon me ook niet helemaal boeien. Er waren zelfs nog wat meer dipjes dan op kant één. ‘Well Well Well’ b.v. begon veelbelovend maar ook daar weer dat geschreeuw. Gelukkig vond John het aan het eind van dit nummer ook wel best: hij deed nog een poging tot schreeuwen maar dat lukte niet meer. En dan ‘God’. Wat een eindeloze opsomming van dingen waar hij niet meer in geloofde, om te eindigen met: ‘I just believe in me, Yoko and me and that’s reality’. Ik vond het maar raar: waarom nìet geloven in allerlei mooie dingen en wèl in hem in Yoko: twee malloten die persconferenties gaven zittend in een afgesloten zak (Total Communication). Laat me niet lachen. En dan ook nog zeggen dat je niet in The Beatles gelooft: doe even normaal man; gooi die vrouw eruit en ga weer gezellig Beatle zijn. Het moest wel Yoko’s fout zijn. Als zij maar uit beeld zou zijn, zou John wel weer normaal doen. Het was wel duidelijk; ik had verkeerd gegokt in die platenzaak. Dit was een miskoop.
Miskoop, jazeker voor een puber: het is geen album voor een zestienjarige (of hoe oud ben je als je op werkweek moet?) en het is voor een volwassene ook geen album voor elke dag, misschien zelfs niet voor elk jaar. Het is geen muziek voor bij een glas wijn en een kaasplankje.
Het is het soort album waarvan je als je er als volwassene naar luistert denkt: goh, deze moet ik echt vaker beluisteren, maar waarvan je tegelijkertijd denkt als je het in de kast ziet staan: die maar even niet. Je moet er elke keer weer moeite voor doen.
Lennon is in zijn jeugd zwaar beschadigd geraakt niet in de laatste plaats door het moment waarop hij als vijfjarige gedwongen werd tot een keuze tussen zijn vader en zijn moeder: met zijn vader mee naar Nieuw Zeeland of met Julia in Engeland blijven. In haar nabijheid, maar niet echt bíj haar omdat hij ‘gestald’ werd bij zijn tante Mimi. Eén van de meest dramatische momenten uit John’s jeugd, maar helaas voor hem lang niet het enige extreem beschadigende moment.
Pijn brengt in handen van de juiste mensen artistieke schoonheid voort: alles op dit album is werkelijk geweldig verwoord en de minimalistische muzikale invulling en bezetting werken voortreffelijk.
Wil ik er daarom regelmatig deelgenoot van zijn? Absoluut niet; daarvoor is het elke keer weer een te ongemakkelijke luisterervaring. Ik heb lang niet altijd zin om er de energie en aandacht in te steken die dit album verdient, maar ik ben wel heel blij dat ik het ken en dat het meerdere keren in mijn kast staat. De keren dat ik wél zin heb om ernaar te luisteren denk ik elke keer weer: die pak ik heel binnenkort nog een keer. En dat komt er dan weer niet van.

Dansorkest

Dansorkest

Bij Somsen in Eibergen door de grote deuren komend liep ik elke keer weer rechtstreeks naar de plek waar bijna alles van ‘mijn’ band stond. De deuren door, korte bocht naar rechts en direct bijdraaien voor de eerste bak met platen.
Tussen de albums stond een lp met op de cover The Beatles met een soort dansorkest-look. Een foto waarop ze lachend stonden afgebeeld, kijkend over de balustrade van een trappenhuis. Ik begon pas enige vorm van koopneiging voor dit album te ontwikkelen toen ik alle andere albums al lang en breed in de kast had staan. Het leek mij een beetje het muzikale equivalent van een instapmodel te zijn. Puur op basis van mijn associatie bij het plaatje op de hoes natuurlijk. Ze zagen er echt uit als de gasten die je zou kunnen uitnodigen om de muziek voor je trouwfeest te verzorgen; dat zou nog eens de dag van je leven zijn! Bij elk bezoek pakte ik de lp weer uit de bak, bekeek de hoes aan beide kanten vluchtig en zette hem terug om vervolgens voor een ander Beatles-album te kiezen, of vanaf het moment dat ik alles van hen wat daar stond had gekocht, door te lopen naar de bakken met albums van Paul, John, George of Ringo. Hoe onterecht zou later blijken: dit album is heel veel beter dan menig solowerk van de heren.
Er kwam natuurlijk een moment waarop ik zelfs alle solo-albums had gekocht en het begon te kriebelen, dus uiteindelijk mocht ook deze lp mee naar Winterswijk.
Lange tijd is het het album geweest dat ik beluisterde als ik de andere lp’s net even te vaak gehoord had, maar na verloop van tijd veranderde mijn kijk op hun debuut. Het is niet te vergelijken met de lp’s die erna zouden komen; albums die allemaal een min of meer doorgaande ontwikkeling laten zien t.o.v. wat vooraf ging, of die juist bepaald worden door het bewust afwijken van wat al gedaan was (The White Album b.v.). Maar Please Please Me is gewoon een heel andere lp dan het erop volgende album With The Beatles, mede doordat PPM op een bepaalde manier ook geen studioalbum is zoals alles wat erna kwam dat wel is.
Het is ontstaan in een tijd dat singles hét medium waren als het ging om muziek voor de jeugd. Singles waren betaalbaar, maar bij lp’s ging het toch om behoorlijke bedragen, bedragen waarover de doelgroep (de jeugd) vaak niet kon beschikken. In die zin nam EMI misschien wel een gok met deze lp, ondanks de nummer één hit die The Beatles inmiddels met de single Please Please Me hadden gescoord. Het oorspronkelijke plan was om ze live op te nemen in The Cavern, maar toen George Martin deze kelder voorafgaand aan de geplande opnames bekeek, bleek al gauw dat de bedompte, vochtige ruimte met een abominabele akoestiek een acceptabele opname onmogelijk zou maken. In plaats daarvan werd besloten om dan maar nummers uit hun live-set in de studio op te nemen.
Omdat er al twee singles verschenen waren (Love Me Do/ PS I Love You en Please Please Me/ Ask Me Why), moesten er nog 10 nummers opgenomen worden om het debuut te kunnen vullen. Deze tien nummers werden op 15 minuten na in tien uur opgenomen, waarna de toch al zieke John de stem helemaal kwijt was.
Twist and Shout was het laatste nummer dat ze onderhanden namen en gelukkig was de eerste take een voltreffer. Op de lp hoor je na dit nummer in de kuch van John dat er echt geen tweede poging inzat. Deze werd toch nog gedaan, maar leverde niets op. Waarom dit nog geprobeerd is is overigens een raadsel: take één is de perfecte rock and roll uitvoering met een weergaloze vocal van John.
Dit album ontleent een groot deel van zijn charme aan de nog ongepolijste stemmen en het met regelmaat piepende en krakende instrumentarium.
Niet veel later zouden instrument-firma’s in de rij staan om hun instrumenten gratis aan te bieden aan The Fab Four. Geen betere reclame dan een Beatle met jouw instrument.
Het wat primitieve van de klank op PPM gecombineerd met het sterke ‘live in de studio’ gevoel, de enthousiaste energie en de ‘Lennon-McCartney originals’ waarmee John en Paul direct al lieten zien dat ze als schrijvers heel wat in hun mars hadden, maakt deze lp tot een ijzersterk debuut. Wat dat schrijven betreft; het is ongelooflijk hoe ze met name in de beginperiode bestaande muziek in zich opnamen en daar iets totaal nieuws en eigens van maakten, waarbij ze de inspiratiebron telkens weer ver achter zich lieten. Daarbij ontwikkelden ze zich waanzinnig snel, vaak zo snel, dat op het moment dat het nieuwe album in de winkels lag, ze zelf alweer een paar stappen verder waren.
Please Please Me stond vanaf 6 april 1963 70 weken in de UK album-charts, waarvan, vanaf 11 mei, 30 weken op één. Het album dat de eerste plek uiteindelijk zou overnemen was With The Beatles. Over hegemonie gesproken. En dat in een tijd dat de album-charts gedomineerd werden door de smaak van de volwassenen: musical-soundtracks, crooners etc.
Omdat met name de eerste vier Beatles-albums een voor die tijd kenmerkend stereo-beeld hebben, waarbij bijna alle instrumenten strak links geplaatst zijn en alle zang (met soms een enkele gitaar) strak rechts, gaat mijn voorkeur uit naar de mono-versie. Deze versie heeft veel meer power.
Van alle vinyl-versies in mono die ik ken is wat mij betreft de 2014 (analoge) uitgave met afstand het mooist. De allereerste persingen hebben een wat grotere nadruk op het hoog om de slechte kwaliteit van de platenspelers van de jeugd van die tijd te compenseren. Op mijn simpele platenspeler destijds zorgde dat extra hoog er in combinatie met de kleine speakers voor dat Ringo’s cymbal-gebruik het klankbeeld enorm domineerde: het leek wel een permanente grijze ruis achter alles.
Wat ik bij de mono-versie van Please Please Me mis is het lachje van John als er iets mis gaat in de backing-vocals van het titelnummer bij het laatste ‘come on’. Voor mono is een andere take gebruikt, zonder de fout en dus ook zonder het lachje. Een fout die hier onbedoeld zal zijn blijven zitten, misschien veroorzaakt door de tijdsdruk die het onmogelijk gemaakt kan hebben om de stereo-mix opnieuw te maken. Een fout ook die, met wat fantasie, gezien kan worden als het begin van de ‘let’s leave that in’ traditie. In een later stadium lieten de Fab Four nl. met regelmaat bewust fouten staan in de mix omdat ze wisten dat luisteraars zouden gaan gissen naar het waarom van de fout.
Een ongelooflijk mooi toeval heeft ervoor gezorgd dat het oeuvre van The Beatles op lp begint met het ’One Two Three Four!’ van I saw her standing there, waardoor hun lp-output letterlijk in gang geteld wordt en eindigt, als je uitgaat van het laatste nummer op de het laatst opgenomen(!) lp (het mini-coda Her Majesty buiten beschouwing latend), met: ‘And in the End The Love You Take, is Equal to the Love You make’. Als erover nagedacht zou zijn had het niet mooier kunnen uitpakken.
Deze omkadering wint het zelfs van wat had kunnen gebeuren: afsluiten met de foto voor het geplande Get Back album met daarop de ouder geworden Beatles op dezelfde manier en plek ook weer door Angus McBean gefotografeerd (nu in 1969), in een herhaling van de eerste cover. Nee, dit is veel mooier: vol jeugdig enthousiasme in gang tellen en met de wijsheid van de jaren afsluiten.