Mr. Martin

Beatles and mr. Martin

Mr. Martin

Ze zouden het maar zeggen als er iets was dat hen niet beviel, waarop Harrison reageerde met: ‘om te beginnen bevalt uw stropdas me niet’. Humor was één van de dingen die hen een ingang gaf bij George Martin en via hem bij EMI. Het ongrijpbare in hun karakters en in het optreden als collectief. Puur muzikaal gezien was de producer/het hoofd van Parlophone/de A&R man nog niet overtuigd. George was toen nog mr. Martin.

Nadat ze de eerste lp in no time hadden opgenomen, ging Martin aan het werk met overdubs. Veel piano, een beetje celesta. Het openingsakkoord van Misery bv werd toen The Beatles weggingen alleen gespeeld door Harrison op gitaar, maar Martin voegde er een met varispeed opgenomen piano aan toe die de gitaar dubbelt waardoor het licht jengelende geluid ontstaat. Eén van Martins signature-dingen. Mooi? Niet mooi? Feit is dat het niet veel later ondenkbaar zou zijn dat mr. Martin dingen zou veranderen zonder medeweten van The Beatles.

Martin was als producer niet alleen medeverantwoordelijk voor de mega omzetstijging die EMI door The Beatles zag ontstaan, maar hij had voordien al een aantal successen op zijn naam staan waardoor hij het ondergeschoven EMI-kindje Parlophone op de kaart had gezet. Bovendien had hij The Beatles binnen gehaald en was in die beginjaren verantwoordelijk voor hun ontwikkeling in de studio en in algemenere zin erg belangrijk voor hun muzikale ontwikkeling. EMI zag dat anders en nam de contractonderhandelingen met hem niet serieus waardoor hij zich genoodzaakt zag midden jaren zestig voor zichzelf te beginnen en AIR op te richten. EMI huurde hem vanaf dat moment in voor zijn werk met The Beatles. Zo ontstond er een kruisbestuiving: George leerde The Fab Four de ins and outs van het studiogebeuren en maakte de (soms erg vage) klankbeelden realiseerbaar, terwijl zij op hun beurt hem de mogelijkheid boden zijn potentie als producer en arrangeur ten volle uit te buiten én bovendien het geld te verdienen waarmee hij zijn vrijheid kon financieren.

Waarschijnlijk was de samenwerking tijdens Pepper het meest optimaal; ze wilden veel en hadden hem in bijna alles nodig om de veelheid van ideeën om te zetten in de klanken die ze in hun hoofd hoorden. Vijf mannen voor het eerst losgelaten in de ultieme speeltuin zonder tijdsdruk, zonder grenzen. Alles mocht en zolang Martin (en Emmerick) het zagen zitten kon alles ook. De enkele keer dat hij het niet zag zitten bleek er toch een weg te zijn. Toen John aangaf dat hij van ‘Strawberry Fields Forever’ het begin van take 7 mooi vond en het vervolg van take 26 en hij ze dus graag gecombineerd wilde zien, gaf Martin aan dat dat niet kon omdat de takes in verschillende toonsoorten stonden en bovendien verschillende tempi hadden. John, niet gehinderd door enige kennis op dat vlak zei: ‘Well George, I’m sure you can fix it, can’t you?’ En natuurlijk lukte het hem door het tempo aan te passen en zo de halve toon verschil in de takes te compenseren. Ondanks dit huzarenstukje haalde Lennon na The Beatles hard uit naar Martin omdat hij met de zware productie ‘Fields’ verpest zou hebben. Een productie die juist op verzoek van John steeds zwaarder geworden was. Want toen iedereen dacht dat ‘Fields’ wel klaar was, wilde Lennon enkele dagen later opeens nieuwe klanklagen toevoegen.

Geen probleem was hem te groot, geen moeite teveel. Hij kon niet veel met ‘I am the Walrus’ toen Lennon het de eerste keer voorspeelde. Toch stak hij al zijn energie in dit nummer, waarbij zijn waardering voor de song al doende kwam. Naast de magistrale strijkerspartijen met de vele glissandi en de prachtige accentwerking van deze strijkers t.o.v. de tekst, zorgde hij voor (spreek)koorpartijen. Tijdens een playback bedacht Lennon dat het mooi zou zijn om in het laatste deel een radiouitzending toe te voegen waarbij de willekeur van het draaien aan de knop voor de zenderkeuze moest bepalen welke uitzending het zou worden. Hoewel er veel werk verricht moest worden om dit technisch uitvoerbaar te maken, regelde Martin het m.b.v. zijn team. Er kwam geen ‘moet dat nou?’ over zijn lippen, geen enkele opmerking over de verhouding tussen tijd en werk t.o.v. de toegevoegde waarde.

Na Pepper verschoven de verhoudingen langzaam. Om te beginnen bepaalde Martin niet meer welke songs op de volgende single zouden verschijnen; The Beatles bepaalden dat al dan niet in samenspraak met hem. Ook ging Martin nu af en toe op vakantie terwijl de band zonder hem verder werkte. Dat was tot dat moment ondenkbaar. McCartney oefende druk uit om na Pepper direct MMT aan te pakken. Omdat de EMI-studios niet altijd beschikbaar waren maakten ze gebruik van andere studios. Avonden waarop er na het geconcentreerde werken aan Pepper vaak niets zinnigs uit hun vingers kwam.

Pas toen Martin terug was werd er weer meer volgens een plan gewerkt, maar het was niet zoals voorheen. Volgens Martin waren de sessies extreem chaotisch. Nadat The Fab Four met Pepper de grenzen van werken binnen een studio enorm hadden opgerekt, leken ze tijdens MMT elk gevoel voor de realiteit van het opnameproces kwijt te zijn. De houding was letterlijk; ‘If Laurence Olivier walks in this room, we’ll record it and it’ll be great!’

En dan was er natuurlijk (niet zo) Magic Alex. Er was enkel een doosje met knipperende gekleurde lampjes voor nodig om Lennon ervan te overtuigen dat Alex een electronica-genie was. In een tijd waarin 8 sporen opnameapparatuur de norm was en EMI nog met 4 sporen werkte zou Alex wel even een 72 sporen apparaat bouwen. Lennon geloofde alles met als gevolg dat hij nog onverdraagzamer werd richting EMI (‘bloody EMI can’t even….’)

Het zou nog veel erger worden. In de anderhalf jaar tussen het verschijnen van Pepper en The White Album verschoof de dynamiek van: ‘What do you think George? Is it any good?’ na een take naar af en toe zelfs agressie. Als Martin tijdens de White Album-sessie McCartney een keer aanspreekt over zijn frasering van Obladi Oblada, krijgt hij als response: ‘if you think you can do it better, why don’t you fucking come down here and sing it yourself?’

Martin leerde langzamerhand dat de beste houding er één was van afwachten tot hij echt nodig was. Tijdens de sessies nam hij met regelmaat iets te lezen mee om de tijd te doden tot het moment aanbrak waarop hij een bijdrage kon leveren.

In januari 1969 denken ze beter af te zijn zonder George. Glyn Johns, ingehuurd als geluidstechnicus, merkt tot zijn grote schrik dat van hem ook productiewerk verwacht wordt. Als het hele circus na verloop van tijd van Twickenham naar de in aanbouw zijnde Apple Studios verhuist en men aldaar merkt dat de door Magic Alex beloofde ‘state of the art’ opnameapparatuur totaal niet functioneert, zorgt Martin er binnen een paar dagen en met behulp van EMI-apparatuur voor dat er verder gewerkt kan worden. Hij hervat zijn producerswerk in samenspraak met Johns. Johns heeft jaren later zijn bewondering voor Martin uitgesproken omdat George hem op geen enkele manier het gevoel had gegeven dat hij het Johns kwalijk nam dat hij op Martins stoel was komen te zitten.

Johns slaagt er na afloop van de sessies niet in om uit de chaos een acceptabel album te destilleren. Ook zijn tweede poging, dit keer met hulp van Martin, wordt afgewezen, waarna John Lennon en George Harrison uitkomen bij Phil Spector. Niet de meest logische producer omdat het ‘Get Back’ project ontstaan was vanuit een ‘terug naar de basis’ idee. Beide keren werd Martin gepasseerd. Hij gebruikt zijn tijd om op gebouwen-jacht te gaan. AIR had tot dan toe tijd moeten huren in bestaande studio’s. Geen gezonde situatie.

Als McCartney George Martin belt met de vraag of hij toch nog een keer een album met hen wil opnemen, is zijn antwoord dat hij dat graag wil doen, mits ze het doen zoals ze dat in het verleden deden. De opnames voor dat album (Abbey Road) vinden plaats onder een beter gesternte dan die voor The White Album en Let it Be, hoewel lang niet alles koek en ei was en de spanningen met regelmaat hoog opliepen. Martin heeft zich er nooit negatief over uitgelaten. Volgens hem werkte men voor dit album ongelooflijk goed samen. Dat dat niet helemaal waar was moest langs andere kanalen naar buiten komen.

Mr. Martin, een man met een vriendelijke uitstraling die veel bereikt heeft dankzij The Beatles maar vooral natuurlijk dankzij zijn eigen talenten. Zijn belang voor The Beatles en het hoge niveau van hun albums kan niet overschat worden. 

Hij is ook de man die zich veel heeft moeten laten welgevallen. Anders dan b.v. Emmerick heeft hij nooit nagetrapt, hoewel met name de opmerking van Lennon over Strawberry Fields hem ongelooflijk gestoken moet hebben. Zijn prestaties werden niet altijd op waarde geschat, maar dat kan misschien ook niet als het gaat om vaardigheden die de ander niet heeft. Als er b.v. in 1967 voor ‘All You Need is Love’ door John veranderingen gevraagd worden in het blazers-arrangement dat door The Beatles al was goedgekeurd, werkt hij in no time aanpassingen uit terwijl de orkestleden vol ongeduld zitten te wachten. Hoeveel mensen zouden dat kunnen? Hoeveel mensen zouden dat kunnen zonder merkbare irritatie?

Harrison had met zijn stropdas-opmerking in zekere zin het eerste woord aan het begin van de samenwerking tussen The Beatles en Martin. Hij zou ook het laatste ‘woord’ hebben: het laatste dat Martin voor The Beatles gedaan heeft, is het schrijven van een strijkersarrangement voor Harrison’s demo van ‘While My Guitar Gently Weeps’ voor de Love productie van Cirque du Soleil (lopend in Vegas vanaf 2006).

Als er iemand recht heeft op de titel ‘vijfde Beatle’, is het wat mij betreft deze alleskunner.

Gentleman George.

De kunst van het scheiden

De kunst van
het scheiden

Dit jaar verschijnen er als het goed is zowel een opgepoetste versie van de film ‘Let it Be’ als een nieuwe documentaire van Peter Jackson over de sessies in de januarimaand van 1969. Eerlijk gezegd houd ik mijn hart vast als het om de Jackson docu gaat. Sinds de heruitgave van ‘The White Album’ wordt er alles aan gedaan om de laatste periode van The Beatles neer te zetten als een ‘oude jongens krentenbrood’ periode waarin bijna alles koek en ei was. Natuurlijk was het niet allemaal kommer en kwel, maar om nu de indruk te wekken dat het nog was als in ‘the good old days’ gaat wel wat ver.

In werkelijkheid verschenen de eerste scheuren binnen de Beatles-familie in 1967 toen Paul de andere drie het in veel opzichten mislukte ‘Magical Mystery Tour’ project in praatte, terwijl er andere plannen lagen na Pepper. Plannen die met name voor George belangrijk waren. Maar als McCartney iets in zijn hoofd had…..

Ook het feit dat Paul’s ‘Hello Goodbye’ John’s veel betere ‘I am The Walrus’ naar de b-kant van de nieuwe single dwong zette kwaad bloed bij Lennon. De andere drie vonden ‘Walrus’ niet commercieel genoeg. Deze keuze tegen John’s song als A-kant heeft Lennon nog lang dwars gezeten getuige het grote interview met Jan Wenner voor Rolling Stone begin jaren ’70.

Nadat Ringo al een keer was weggelopen van de White Album sessies, ging het echt mis toen George op 10 januari 1969 opstapte na een stevige aanvaring met John. Dat ze daarna toch nog overleefd hebben is niets minder dan een wonder. Met name op 13 januari gierde het verbaal de klauwen uit (zie o.a. Sulpy en Schweighhardt). 

In september 1969 hervond Lennon zijn vrijheid door met een geïmproviseerde eerste versie van de Plastic Ono Band op te treden in Canada. Een erg matig optreden, maar het zorgde er wel voor dat hij begon te dromen over een zonnig leven buiten The Beatles. Intern maakte hij niet lang daarna bekend dat hij uit de groep stapte.

Het duurde nog tot 10 april 1970 voordat dit nieuws openbaar werd. Op die dag bracht Paul naar buiten dat hij uit The Beatles stapte. Voor Lennon een nieuwe bron van ergernis: hij was de groep begonnen en híj had deze willen opheffen. Ik kan me overigens niet voorstellen dat John zat te wachten op alle agressie die Paul over zich heen kreeg als de kwade genius die het sprookje kapot zou hebben gemaakt. Paul ziet geen andere mogelijkheid dan een rechtszaak beginnen tegen de andere drie om uit het contractuele moeras te ontsnappen (31-12-1970), waarna de band pas op 9-01-1975 officieel ophield te bestaan.

Het lijkt in 1969 een typisch gevalletje; niet met elkaar, maar ook niet zonder elkaar kunnen leven. Misschien speelde koudwatervrees t.a.v. het op eigen benen staan een rol. In ieder geval is dit een jaar dat zich bewoog tussen kortstondig hervonden oude vriendschappen enerzijds en stevige confrontaties anderzijds. Voor degene die dat het minst verdiende (Ringo) liep het zelfs uit op fysiek geweld.

 En toch waren ze in staat om nog één keer de toppen van hun artistieke kunnen te bereiken. ‘Abbey Road’ is, ook binnen een oeuvre waarbij de concurrentie toch al  het nakijken had, een absoluut hoogtepunt.

Mijn vroegste associatie met dit album is er één van hoofdhaar. Waar in al dat haar op het zebrapad vind je de ‘lovable moptops’? Het is ook het album waarvoor ik, toen ik het eindelijk durfde te kopen als dertien- of veertienjarige, bij de eerste keer beluisteren bijna na elk nummer opstond om de naald terug te zetten. ‘Come Together’, wow!! nog een keer, ‘Something’, jeetje een George-song waar je niet aan hoeft te wennen. Integendeel en dus nog maar een keer en dan ‘Come Together’ ook meteen nog een keer. ‘Oh! Darling’….., het hield niet op. 

Ik liep een paar jaar geleden tijdens een kermis (met overvolle terrassen) van de ruimte waar ik les geef naar huis en hoorde uit een cafe muziek komen. Mijn eerste reactie in de twee seconden voorafgaand aan de herkenning was: dat is wel helemaal te gek! Toen realiseerde ik me dat het ‘Come Together’ was. Ik vond dat wel bijzonder; decennia lang luisteren naar een album en dan onbewust toch die ‘wow-factor’ weer ervaren bij overbekend materiaal.

Op het moment dat ik ze leerde kennen lag informatie over The Beatles niet voor het oprapen. Het mooie daarvan was dat je kon dromen over een hechte vriendschap tot de laatste dag. Het was ongetwijfeld altijd gezellig geweest tot het tijdens ‘Let it Be’ explodeerde, liefst op de allerlaatste dag natuurlijk! Ik wist nl. zelfs niet dat ‘Let It be’ niet het laatst opgenomen album was. Door deze gedachten kon ik mijzelf wijsmaken dat mijn lievelingsalbum (‘The White Album’) ook ontstaan was tijdens uitermate vrolijke en vriendschappelijk verlopen sessies. Ik leefde dus eigenlijk het Beatlesverhaal dat Apple nu mbv Peter Jackson, Giles Martin en nog een paar insiders probeert te creëren. Toen was het welkom, nu is het wat mij betreft onwenselijk.

Muziekexpres maakte een eind aan mijn gedroomde roze Beatleswolk door een tweedelig artikel over The Fab Four, waarin ik ook kennismaakte met Yoko en Allen Klein.

Maar goed: dat haar. Tijdens de jaren dat ze optraden zagen ze er alle vier (min of meer) hetzelfde uit. Inmiddels (1969) was het uiterlijk een weergave van hen als individu. Ook muzikaal ervaar ik dit album als het album waarop de toekomst buiten de band al doorschemert. Voor een deel wordt dat natuurlijk veroorzaakt doordat de REDD.51 (een buizen-mengtafel) in de studio inmiddels vervangen was door een transistortafel; de TG12345 MK I. Dat alleen al zorgt voor een andere, modernere klank dan die van alle hiervoor opgenomen albums van The Beatles. Maar ook Johns stem lijkt zich hier al heel erg gesetteld te hebben in de wat nasale scherpte van zijn solo-albums.  George heeft op Abbey Road zijn stijl van gitaarspelen (bijna) helemaal doorontwikkeld tot wat het in essentie zou blijven tijdens de rest van zijn leven. 

En Paul? Paul heeft ‘the long one’ van kant twee na The Beatles vaak als excuus gebruikt om fragmenten van songs samen te voegen tot voor hem albumwaardige bijdragen. Het werkte op Abbey Road, dus waarom zou het niet op ‘Red Rose Speedway’ werken? Het had wat mij betreft graag een experiment horend bij ‘Road’ mogen blijven. Op ‘Speedway’ werkt het niet.  Dat zijn niet al te sterke songs die ook nog eens te geforceerd aan elkaar geplakt zijn waarbij eenheid gesuggereerd wordt door terugkerende motiefjes. Op Back To The Egg, waar hij  een paar keer twee songs koppelt, straalt de gemakzucht er zo erg af dat ik toch vooral met een gevoel van spijt richting wat het had kunnen zijn achterblijf. McCartney gebruikt op die manier zijn albums soms als een soort afvalbak. En dat zeg ik als mega McCartney-fan. Paul is tijdens en na The Beatles denk ik min of meer dezelfde persoon. Misschien omdat hij na de dood van Brian al binnen The Beatles de ruimte kreeg (of nam) om te doen wat hij wilde. Waar de anderen  echter tot 1970 tegenwicht gaven aan zijn gemakzuchtige kant, valt dat vangnet na The Beatles weg, met  als gevolg de nodige missers. 

En Ringo? Hij moest voor Abbey Road echt opgejut worden door de andere drie om een drumsolo op te nemen. Dat is onbedoeld de perfecte karakterisering van Ringo binnen en buiten de band. Zou hij wereldberoemd hebben kunnen worden zonder The Beatles? Zijn meest succesvolle solo-activiteiten werden gedragen door de andere drie Beatles of (de laatste decennia) door zijn All Starr Band. Misschien is het maar goed ook dat hij zo’n bescheiden persoon was binnen de groep: drie ego’s in een band bleek al teveel van het goede.

De manier waarop er een eind kwam aan The Beatles als groep verdient allesbehalve  de schoonheidsprijs maar muzikaal gezien: hoe hadden ze beter afscheid kunnen nemen dan met ‘Abbey Road?’ Wat een fantastische zwanenzang. 

Abbey Road, het album met de hoesfoto waarop de neuzen dezelfde kant op staan, maar wel wég van de studio waar ze samen zoveel tijd hadden doorgebracht.