Dumbledore

Dumbledore

Hij was nog niet dood, of men vergat hem. Zijn verouderde muziek deed er niet meer toe.
Enkele decennia later zou een enkeling de schoonheid van zijn oeuvre herkennen en zich verdiepen in de muziek, maar voor de massa had hij net zo goed niet geleefd kunnen hebben.
Tot, lang na zijn dood, iemand de muziek herontdekte en deze een podium gaf voor een groot publiek.

J.S. Bach (want over hem gaat het) kreeg opnieuw aanzien nadat de vroegromantiek hem weer ontdekt had. Alleen, tsja het was wel een beetje de muziek van een andere generatie. Om mensen te boeien moest men het maar spelen in de klankkleuren waaraan de moderne 19e eeuwer gewend was. Zijn bladmuziek uitgegeven in die dagen, dé manier, naast concertbezoek, om muziek te leren kennen in een tijd dat er geen geluidsdragers waren, verandert van aanzien. Het grafisch beeld wordt romantisch met eindeloos veel meer romantische aanwijzingen. Veel en veel meer dan Bach noodzakelijk achtte, dan paste bij zijn muziek.
De muziek leefde voort, maar wel op een sterk aan de veranderende tijden aangepaste manier.

Tot er, nog weer veel later, mensen kwamen die zich afvroegen hoe de muziek geklonken zou kunnen hebben in de tijd van Bach. Door de wirwar van latere toevoegingen en romantiseringen zocht men zich een weg terug naar de bron. Romantische muziek is prachtig en heeft heel veel te bieden, maar de romantische idealen doen de muziek van Bach geen goed. Nee, men is het erover eens dat de muziek gestript moet worden van alle latere toevoegingen. De partituren worden ontdaan van alles wat er in de loop van eeuwen bij is gekomen. Kijkend naar het notenbeeld zie je vanaf dat moment wat Bach écht heeft geschreven. De moderne luisteraar is geïnteresseerd in Bach, niet in de ideeën over Bach van de romantici.

Muziekinstrumenten zijn aan slijtage onderhevig. Als een instrument gedurende, ik noem maar iets, honderd jaar bespeeld wordt, is er onderhoudswerk nodig dat ingrijpender is dan een schroefje hier en een poetsbeurt daar. De koning onder de instrumenten, het kerkorgel, is zo’n instrument dat generaties overleeft, maar uiteindelijk onvermijdelijk aan zijn laatste adem toe is wat een grote onderhoudsbeurt noodzakelijk maakt.
Op zo’n moment zijn de mensen die verantwoordelijk zijn voor het orgel andere mensen dan de mensen die het instrument gebouwd hebben. Andere mensen met een heel ander besef van schoonheid. Deze mensen restaureren het orgel dat naar adem hapt naar de op dat moment geldende inzichten, waardoor het onderhanden genomen instrument een ander instrument is geworden dan het oorspronkelijke instrument.

Fast forward naar de laatste decennia van de vorige eeuw. De opeenvolging van nieuwe generaties die zorg dragen voor het instrument is doorgegaan en inmiddels staan er mensen rond het orgel die het jammer vinden dat het oorspronkelijke instrument verdwenen is onder de vele latere toevoegingen en veranderingen. Zij realiseren zich dat de mensen die lang geleden het orgel bouwden niet gek, niet primitief waren. Een kostbare restauratie moet, na een tijd en geld verslindende zoektocht naar hoe het er oorspronkelijk uit heeft gezien, het orgel bevrijden van de latere toevoegingen.

Toen medio jaren ‘80 van de vorige eeuw de cd opkwam heb ik, na veel druk van o.a. de verkoper in de winkel waar ik mijn lp’s kocht mijn lp’s op zolder gezet en geïnvesteerd in cd’s en een cd-speler.
Nu had ik het voor elkaar. Mooier kon niet. Tot, niet eens zo heel veel later, duidelijk werd dat de digitale wereld van de cd niet in alle opzichten partij kon bieden aan de analoge, warme, gelaagde klankwereld van de platenspeler en lp’s. Exit cd-speler en terug naar hoe het 20 jaar daarvoor was.

Deze voorbeelden illustreren een typisch menselijk iets: elke volgende generatie denkt dat ze een beter inzicht of betere technische middelen tot hun beschikking hebben dan de generaties ervoor.
In sommige opzichten is dat ook zo. Neem b.v. de technische middelen die het mogelijk maken de albums van The Beatles opnieuw te mixen. Dat is een ongelooflijk staaltje menselijk kunnen. Op het moment dat zoiets kan komt de vraag: nu het kan, wat willen we ermee en hoever willen we gaan? Er zit een lijn in de mate van sleutelen aan de albums van The Beatles van 2009 (de stereo remasters) tot aan de onlangs verschenen rode- en blauwe dubbel lp (inmiddels zes schijven ipv vier).

In het ongelooflijk fraaie boek, onderdeel van de vinyl-boxset van de 2009 stereo albums, staat een hoofdstuk over de processen en keuzes die tot deze heruitgave hebben geleid.
In 2009 wordt bijna trots gemeld dat er zo weinig aanpassingen gedaan zijn. Een beetje dit, een beetje dat. Maar respect voor de oorspronkelijke albums was het uitgangspunt.
Daarna volgen de eerste remixen van de hand van Giles met een paar niet al te ingrijpende veranderingen.
Veranderingen geënt op de mono-albums. Veranderingen die de stereoversies meer overeen laten komen met de monoversies die zoals bekend weergeven wat The Beatles zelf voor ogen stond.
Een meer dan te verantwoorden keus.

Spoelen we weer een eindje door in de tijd en we komen uit bij ‘Revolver’ en de onlangs verschenen rode- en blauwe compilatie-albums. Vooral de laatste twee zijn gedurende delen zo extreem veranderd dat er sprake is van een nieuwe song-opbouw. Waarom b.v. het radio-deel van Walrus zo extreem veranderen? De keuzes van de vijf scheppende mensen uit 1967 worden vervangen door de voorkeuren van Giles en zijn team. Waarom? Is dat beter? Het is enkel anders waarbij je de lijn naar het oorspronkelijke creatieve team doorsnijdt. Om de vraag uit ‘meningen’ nog eens aan te halen: mag dat? Luisteraars worden geconfronteerd met een product voortgekomen uit het brein van Giles. Hebben we daar op de lange(re) termijn belang bij? Is dat interessanter dan de creatieve processen van de vader en de vier magiërs in de studio? Is het zó belangrijk dat we de connectie met de mensen die dit moois geschapen hebben ervoor op willen geven? En, waar gaat dit eindigen? Gaan we uiteindelijk de tracklisting van albums aanpassen? Dat lijkt misschien ondenkbaar, maar dat is volgens mij een kleine stap na de stappen die al gezet zijn sinds 2009.

Technisch kan er tegenwoordig ongelooflijk veel meer dan zestig jaar geleden. Maar genialiteit kent niet een vergelijkbare stijgende lijn. De mensen die nu aan de knoppen draaien moeten qua ideeënrijkdom, creativiteit en scheppend vermogen nog steeds hun meerdere erkennen in John, Paul, George en George Martin. Mooi of minder mooi is daarbij van ondergeschikt belang.

Twee voorbeelden;
De song ‘Magical Mystery Tour’ heeft in de remix een prominent aanwezig gitaarpatroontje meegekregen in het rechter kanaal. Ik vind het heerlijk klinken en het geeft de song bovendien veel meer een gevoel van een groepsgebeuren. Echt helemaal te gek! Maar The Fab Four en George Martin kenden deze optie ook. Ze hebben het immers zelf ingespeeld en opgenomen. Toch hebben ze een andere keuze gemaakt. Ik kan de nieuwe mix zeker waarderen en geniet er enorm van, maar ben me er ook van bewust dat vier grote geesten anders gekozen hebben. Wie ben ik dan om die oorspronkelijke keus te negeren?

‘She Said She Said’
Een opvallend dingetje in de nieuwe mix wordt gevormd door de scherpe toon die als een soort stoorzendertje (positief bedoeld) de mix bijna permanent kleurt. Het is wat meer geïsoleerd in de mix geplaatst waardoor het ook nog eens beter opvalt. Deze keuze heeft mij meer bewust gemaakt van het toontje in de oorspronkelijke mix, alwaar het een meer aan en (vooral) uit gebeuren is dat bovendien meer versmelt met de andere aspecten binnen het klankbeeld. Dank aan de nieuwe mix die mij erop geattendeerd heeft want daardoor luister ik met nog veel meer plezier naar de oude mix die alles tegen elkaar wegstrepend nog steeds mijn voorkeur heeft.

Zoals gezegd is er tegenwoordig technisch heel veel meer mogelijk dan in de jaren zestig. Maar komt een deel van onze bewondering voor The Beatles niet voort uit het feit dat zij zo creatief waren dat ze de beperkte mogelijkheden van de studio’s van die tijd nooit hebben willen accepteren? Ze lieten zich niet inperken door de onmogelijkheden van de tot hun beschikking staande middelen.

Vader Martin werkte met beperktere middelen dan zijn zoon. Pa en zijn vier muzikale kinderen lieten zich niet tegenhouden door de technische middelen van die tijd. Zijn zoon heeft een digitale muzikale wereld tot zijn beschikking die eindeloos veel grootser is dan de wereld van de oude heer. Maar ik denk dat de prestatie van pa met beperktere middelen hoger aangeslagen moet worden. Iemand met inzicht in de technische kant kan digitaal een wereld ontsluiten die in ieder geval mijn voorstellingsvermogen ver te boven gaat. Dan past slechts verwondering en verbazing.
Maar Martin senior moest alles (met hulp van Emmerick) zelf bedenken. Het vaak oneigenlijk gebruik van middelen schiep iets magisch. Geen verwondering , maar bewondering.

Een studiegenoot waarmee ik nog steeds veel over muziek en met name The Beatles praat, kwam met een fraaie vergelijking t.a.v. het hele remix gebeuren dat onder de handen van Giles steeds meer een herinterpretatie lijkt te worden dan een remix.
Hij noemde George Martin de Dumbledore van Harry Potter (The Beatles). Harry Potter, de onbetwiste hoofdpersoon en uiteindelijk de grootste magiër. Ik gebruik het woord magiër en niet tovenaar omdat The Beatles ook magiërs in de studio waren. Dumbledore (George Martin), een ongelooflijke grootheid, maar ook groot genoeg om te erkennen dat zijn rol altijd een dienende rol t.o.v. de echte hoofdrolspelers moest zijn.

In de Harry Potter serie komt maar één Dumbledore voor. Dat betekent onvermijdelijk dat elk ander personage (met uitzondering van Potter) in de reeks minder groots moet zijn. Zo is het volgens mij ook in het Beatles-verhaal. George was de man die kon putten uit een ongelooflijke hoeveelheid kennis en ervaring. Die ingrediënten gekoppeld aan een grenzeloze fantasie en verbeelding maakten het mogelijk dat hij zich niet liet tegenhouden door eventuele beperkingen van de hem ten dienste staande technische middelen. Giles, de zoon, beschikt over een technisch speelveld waar zijn vader zich waarschijnlijk niet eens een voorstelling van zou kunnen maken. Maar Giles kan denk ik niet tippen aan de veelzijdige grootsheid van pa. Neem enkel het orkest-arrangement achter eender welke Beatlessong die hij georkestreerd heeft en verbaas je over een vaardigheid die hij had die normaal gesproken niet tot het werkterrein van de producer behoort. Een vaardigheid die Giles niet bezit.

Zoals ik in ‘Heruitgave deel 1’ en ‘Meningen’ al heb gezegd geniet ik van de remixen en ben ik blij met elke kans het oud vertrouwde op een nieuwe manier te beluisteren. Voorwaarde is daarbij wel dat de oorspronkelijke mixen altijd blijven bestaan. Mochten deze generatie fans én de mensen die nu verantwoording dragen voor de muzikale erfenis van The Beatles de oorspronkelijke mixen ooit vergeten, de geschiedenis leert dat een toekomstige generatie uiteindelijk altijd weer de keuzes van een tussenpaus zal vergeten ten gunste van de originelen. Voor hen, die vanuit een ander, meer tijd omspannend perspectief kijken zal Giles uiteindelijk gewoon de zoon van de grote man zijn. Men zal willen weten wat de man zelf voor The Beatles gedaan heeft. Ik hoop dat het niet al te moeilijk gaat worden voor toekomstige fans om de originelen weer in beeld te krijgen.

De digitale wereld (en daarmee ook A.I.) heeft ontegenzeggelijk nieuwe vergezichten ontsloten, maar door verder te kijken mis je soms datgene dat vlak voor je staat. Een voorbeeld. Beluister (als je de kans hebt) ‘Because’ van ‘Abbbey Road’ eens op twee manieren. Eerst de remaster van 2009 en vervolgens een analoge persing op vinyl. De 2009 klinkt prachtig maar wel een beetje ééndimensionaal. Vergelijk dat met een analoge opname op vinyl en je hoort de ruimte. Je hoort echt dat John, Paul en George niet allemaal op een zelfde afstand van de microfoon staan. Ik neem aan dat deze ruimtelijkheid digitaal ook te realiseren is, maar tegenwoordig kiest men er vaak voor om dingen gelijkvormig te maken. Ik schrok van het dynamisch schema van de blauwe en rode heruitgave op cd. Daar ontbreekt echt elke dynamische tekening. Het egale volume dat mensen moet binden aan een streamingservice (brickwalling), het volume dat volgens onderzoek mensen vasthoudt. De eenvormigheid in klank als spiegel van een maatschappij waarin eigenheid tot een probleem kan worden (buitengesloten worden).

Om nog even terug te keren naar het voorbeeld van het begin; ook Mendelssohn (de componist die Bach herontdekte) verruilt uiteindelijk het tijdelijke voor het eeuwige. Na verloop van tijd willen liefhebbers van de muziek niet meer weten hoe Mendelssohn Bach interpreteerde, nee ze willen informatie uit de eerste hand (voor zover mogelijk). Hoe zou de muziek onder leiding van Bach zelf geklonken hebben?
Dat is ook niet onlogisch toch? Zoals ooit het origineel verouderd leek, wordt als er maar genoeg tijd verstrijkt, ook datgene wat ervoor in de plaatst komt iets van het verleden. En waarom zouden toekomstige generaties meer interesse hebben in een dan archaïsch geworden herinterpretatie van een bron uit het verleden, dan in die bron zelf? Kortom: de geschiedenis leert dat er op elke herinterpretatie door nieuwe generaties altijd weer een herwaardering van het origineel volgt.
Laten we (voor wie dat wil) genieten van alle nieuwe dingen in de steeds groter wordende Beatleswereld, maar laten we ook en vooral zuinig zijn op alles wat voort is gekomen uit de verbeeldingskracht van vier jonge mannen en hun producer, want hoe je het ook wendt of keert, The Beatles zijn een jaren zestig fenomeen. Een fenomeen met een lange adem maar toch, het gaat altijd om die vier jonge gasten en hun Dumbledore in dat pand in Londen.
Hun ‘Chamber of Secrets’. En, om George Harrison te citeren: ‘the good work that’s always gone down in number two.’

Meningen

Meningen

‘Nee! Volgende week vrijdag!’ Ik zag dat de man achter de toonbank moeite moest doen om zijn ergernis te verbergen. Hij had het mij al vaker moeten zeggen, maar ik bleef hopen op een wonder. Of eigenlijk kon ik gewoon niet wachten. Ik kon niet wachten tot het nieuwe album (‘London Town’) eindelijk in de winkel zou liggen. Meestal kwam het als een verrassing als er weer eens een nieuw Beatlessolo-album in de winkel lag, maar soms werd er zoveel reclame voor een release gemaakt dat zelfs ik het niet kon missen. Met een flink portie stress tot gevolg.

Een voordeel van ouder worden is dat je iets meer leert relativeren. Gelukkig maar, anders had ik de afgelopen jaren geen leven gehad met het grote aantal nieuwe releases van zowel groeps- als solo-materiaal. Nee, ik laat me niet meer gek maken. Dat dacht ik althans tot afgelopen vrijdag. Die dag leverde het wachten op de bezorger van post.nl weer eens ouderwets stress op. Ik koop mijn vinyl doorgaans in een winkel, maar omdat ik persé de versie op gekleurd vinyl wilde hebben moest ik mijn toevlucht nemen tot het internet.

Na alle boxsets die de afgelopen jaren zijn verschenen die ik enkel met gezonde nieuwsgierigheid tegemoet zag, voelde het bij deze 1962-1966/1967-1970 release alsof er iets nieuws zou verschijnen. In zekere zin is dat natuurlijk ook zo. Nieuwe technische middelen maken het mogelijk om het niet optimale stereobeeld van de jaren zestig te vervangen door een moderner klanklandschap. Vooral de rode set zou bijna onherkenbaar anders moeten klinken. ‘Revolver’ smaakte naar meer. Naar veel meer. Met lang vergeten stress tot gevolg.

‘U wilt hier rechtsaf. Mag dat?’ Oudere streekgenoten herkennen in deze woorden waarschijnlijk een citaat van Herman Finkers uit een schets met de naam ‘diavoorstelling’. Getoond wordt op dat moment een dia van een verkeerssituatie waarbij je enkel linksaf kunt slaan. Een verkeerde vraagstelling. Een onzinnige vraag. In het verlengde daarvan wil ik hier ook een onzinnige vraag stellen.
Mag je het werk van The Beatles en van George Martin eigenlijk wel onderhanden nemen op de manier waarop dat de laatste jaren gebeurt? Kun je het wel maken om het op die manier, op essentiële aspecten te veranderen? Voordat mensen die tot hier gelezen hebben zich zorgen gaan maken: ik vind dat dat kan. Maar ik maak me tegelijkertijd ook zorgen.

Ik kom hierop omdat A.I. het mogelijk heeft gemaakt om ‘Now And Then’ alsnog uit te brengen, waarna na het succes van die release al vrij snel artikelen in respectabele tijdschriften etc. verschenen die suggereerden dat er nog veel meer mogelijk zou zijn en dat dit nummer niet de laatste single zou hoeven zijn. Een beangstigende gedachte. Vier mensen en hun producer creëren muziek van een ongelooflijk niveau. Hun erfenis voor de wereld en voor toekomstige generaties. Die generaties hebben de plicht dat werk met respect en een gevoel van nederigheid en je plaats kennen te behandelen.

‘Jongens, die nachtwacht is wel een beetje een somber ding. We gaan de kleuren opleuken. Het kan wel wat hipper.’ Je kunt met zekerheid stellen dat dat nooit serieus overwogen zal worden. In zekere zin gebeurt dit met het Beatles-repertoire nu wel. Het enige verschil is dat het oude vertrouwde naast het nieuwe blijft bestaan. De oude albums zijn nog te koop. Voorlopig althans. Wij, de oudere fans kunnen terecht bij de albums die we lang geleden kochten. De jongere generaties kunnen hun collecties uitbreiden met de oorspronkelijke releases door tweedehands platenbakken te doorzoeken, of m.b.v. Discogs of door genoegen te nemen met de niet helemaal optimaal klinkende 2009 releases. Deze laatste uitgave is in veel gelijk aan de oorspronkelijke uitgaves, maar uiteindelijk is het toch een surrogaat voor de analoge warmte en het meer driedimensionale klankbeeld van de oorspronkelijke uitgaves. Ze klinken wat ‘platter’ en beduidend minder warm.
De fantastische mono-box biedt ook al geen soelaas. De oplage was zeer beperkt, is inmiddels uitverkocht en een heruitgave zit er niet in.

Als mono niet te krijgen is, de oorspronkelijke, analoge albums zeldzaamheidswaarde krijgen en je op termijn enkel kunt kiezen tussen de niet optimaal klinkende 2009 albums met de oorspronkelijke mixen en de veel eigentijdser en beter (beter niet qua mix maar qua warmte etc.) klinkende remix-uitgaves, is het dan niet denkbaar dat de oorspronkelijke versies ooit verdwijnen?

Er komt waarschijnlijk een moment waarop nieuwe fans deze schitterende muziek enkel nog kunnen leren kennen middels de klank van de heruitgaven. Er komt in ieder geval een moment waarop de muziek zoals deze geklonken heeft in de oren van de mensen die erbij waren toen de albums opgenomen werden museale waarde krijgt. Nieuwe fans zullen op termijn het dichts bij de originelen kunnen komen middels de 2009 versies met hun stevige bas en over het algemeen in meerdere opzichten hardere klanken. En mocht uitkomen wat Universal denkt, dat de moderne mixen jonge mensen meer aan zullen spreken, zal de verkoop van de 2009 uitgaves uiteindelijk teruglopen. Blijven ze dan op de markt?
Om met Herman Finkers te spreken: ‘Mag dat?’ Commerciële belangen en artistieke verantwoordelijkheid zijn niet bepaald een gouden combinatie.

Niets ten nadele van de nieuwe mixen, ik geniet er echt van, maar de gemaakte keuzes koppelend aan de steeds vaker gehoorde gedachte dat A.I. maakt dat ‘Now and Then’ NIET de laatste single hoeft te zijn…..Ik vind dat niet heel veilig voelen. Nog niet zo lang geleden was het werk van kunstenaars voor altijd veilig. Nu kan elke digitale kunstenmaker die er wat over te vertellen krijgt zijn handelsmerk, zijn kleuren verbinden met het scheppen van de werkelijke kunstenaars. Mochten dan ook nog de analoge albums zoals de eerste fans die gekend hebben uit beeld raken, wat niet ondenkbaar is, worden The Beatles van de toekomst een ander fenomeen dan de band waarmee ik ben opgegroeid. Als alles digitaal mogelijk is is er behoefte aan mensen met beslissingsbevoegdheid die gevoel hebben voor de artistieke waarde van originelen. Maar ja, geld en beslissingsbevoegdheid, het gaat niet altijd op een goede manier hand in hand.

En eigenlijk begon de ellende al met streaming en de mogelijkheid een playlist te maken. Artiesten die albums ooit maakten met een overkoepelende gedachte, bereiken nieuwe fans nu vaak in lossse songs. ‘Mag dat?’ Natuurlijk mag dat, maar is het jammer? Absoluut! De herinneringen aan kennismakingen met albums als geheel, verbaasd zijn over de ontwikkeling tussen ‘Pepper’ en ‘The White Album’ behoren tot de mooiste van mijn leven. Voor geen goud zou ik die willen missen. Tegenwoordig beluister je ‘She loves You’ gevolgd door ‘Revolution’. Waar blijft het verhaal dat de heren te vertellen hebben? En even voor de duidelijkheid: ik heb een abonnement op Qobuz en stream met regelmaat via een streamer, dus ik heb niets tegen het fenomeen.
Het is alleen wel goed om je te realiseren dat winst op het ene vlak vaak gepaard gaat met verlies op een ander vlak.

Het is mijn probleem niet, ik ben immers voorzien, maar zoals ik de nachtwacht niet in graffiti kleuren wil ondergaan, wil ik ook het Beatles-oeuvre niet enkel in de nieuwe mixen ervaren. En dat heeft helemaal niets te maken met de kwaliteit van deze mixen, maar alles met het bewaren van het gedachtegoed van vijf geniale mensen. Vier Beatles en hun producer.
Begrijp me niet verkeerd; ik heb elke heruitgave (remix), beluister deze graag en met regelmaat en koop ook alles wat volgt honderd procent zeker. Maar als ik moest kiezen zou ik toch voor het oude kiezen.

De albums (1962-1966 en 1967-1970) zijn nog maar een paar dagen uit en de uploads op YouTube en de artikelen in kranten etc. hierover zijn al niet meer te tellen. Iedereen heeft een mening. De één vindt het geweldig, een ander vindt het niets. De één vindt het geweldig maar bepaalde songs niet, een ander vindt juist deze songs er met kop en schouders bovenuit steken.
Meningen, meningen, meningen.

Aanvankelijk was ik van plan om over een aantal weken, als alles een beetje bezonken zou zijn, een inhoudelijke analyse te schrijven, mijn mening te geven. Nu ik alles (meerdere keren) beluisterd heb denk ik dat dat voor mij niet werkt omdat het complexe materie is en blijft.

Het mooiste aspect van al die heruitgaven is voor mij dat ik, als iemand die al decennia naar deze muziek luistert, de songs op een nieuwe manier kan ervaren. Die frisheid is geweldig. Daar komt nog bij dat ik heel blij wordt van een extra piano-nootje, een klap hier, een gitaarnootje daar, een enthousiaste roep van McCartney op de achtergrond, die ik nog nooit gehoord heb.
De muziek verveelt nooit, maar de alertheid m.b.t. het luisteren wordt groter als je vertrouwde songs in meerdere ‘versies’ kunt beluisteren. Het oud vertrouwde voelt daardoor ook weer frisser.

De vraag: wat vind ik er nu eigenlijk van? is moeilijk te beantwoorden. Het is een beetje een gevalletje ‘winst en verlies rekening’.
Een paar voorbeelden.

‘I am the Walrus’.
Al vanaf de eerste kennismaking stoort me het mono/fake stereo van het origineel vanaf het moment dat de radio-uitzending erbij komt. Veel beter in de remix. Maar aan de andere kant: wat doet die ‘drop’ in volume rond dezelfde plek? En waarom zijn de achtergrondkoortjes tegen het eind zoveel minder prominent aanwezig? Waarom zingt Paul’s bas minder? Die plopt vooral. Maar aan de plus kant staat dan weer dat de vele elementen die het klankbeeld bepalen erg mooi naar voren komen.

‘The Fool on the Hill’
Ik heb de eerst zinnen gezongen door Paul nog nooit zó mooi gehoord. De emotie tegen het eind van die zinnen heeft een kwetsbaarheid (het zachter worden en de lichte trilling) die me in de oorspronkelijke mix nooit zo extreem is opgevallen. Maar helaas klinkt de bas gedurende twee korte momenten gespeeld op een mondharmonica minder zwaar. Ik mis die bassige mondharmonica klank in de maten met mondharmonica. Dat was, toen ik de song leerde kennen een ongelooflijk ‘wow!’ moment. Heeft niets te maken met of de nieuwe mix beter of slechter is. Ik mis ‘mijn’ moment.

‘Strawberry Fields Forever’
De verbinding tussen de twee gebruikte takes is in de nieuwste mix veel naadlozer. Deze verbinding die George Martin altijd stoorde klinkt nu perfect en beide takes zijn verder ook niet meer zo extreem als verschillende delen te herkennen. Het is organischer. Maar waarom hebben ze het tellen voorafgaand aan de swarmandal-inzetten weggehaald? Dat hoort er gewoon bij.

‘Penny Lane’
Evenals de vorige song een iets oudere mix.
Het stereobeeld is prachtig. Een verbetering? Ik weet het niet, maar wel mooi. In de oorspronkelijke mix klinken de verschillende piano-partijen meer geklusterd waardoor in dat ene geluid het ene moment de ene piano-klank boven komt drijven, terwijl even later een andere klank meer aanwezig is. In de meer recente mix zijn de piano’s een beetje meer gescheiden. Iets meer links of centraal in het stereobeeld. Wel duidelijker omdat je als luisteraar zo beter hoort dat het meerdere piano’s zijn. Maar stiekem vind ik dit aspect in de oorspronkelijke mix heel, heel veel mooier. Detaillering staat niet altijd gelijk aan winst.

‘Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band’
De stilte (1967 mix) van het begin in één kanaal heeft me altijd gestoord. Gek genoeg, na het een paar keer beluisteren van de 2017 mix mis ik deze stilte, waarna ik terug keer naar het oude vertrouwde. Maar na een paar keer stilte op één oor…..je raadt het al.

‘Come Together’
Ik wil het niet hebben over de voor- en nadelen van deze mix. Er is één ding dat me ongelooflijk stoort. In 1969 vindt een geïnspireerde Lennon het een goed idee om (zo goed als) te eindigen met een climax: ‘Come Together…..yeah…….Come Together Yeaeah……..Come Together……YEAEAEAH……Come Together…YEAEAEAEAEAEAEH!’. Nu klinkt er van alles mee. Een man die meer toegang tot het ongrijpbare van de inspiratie had dan wij allemaal bij elkaar, meer toegang ook dan Giles, heeft ooit een keuze gemaakt. Mocht hij al meer gedaan hebben dat eruit gefilterd is door Martin, heeft hij daarna gehoord dat het goed was en zijn ‘ok’ gegeven. Nu is die opbouw vestoord. Waarom? Waar is hier sprake van winst? Om Finkers nog maar eens aan te halen:
‘Mag dat?’ Ik vind dat dit coda in al zijn onbeduidendheid laat zien hoe belangrijk verantwoordelijkheidsgevoel is bij de mensen die de remix-werkzaamheden mogen uitvoeren.


Dus wat vind ik er van?
De jongere generaties moeten interesse houden in The Beatles. Een argument vóór de modernere mixen. Een goed argument. Maar mijn ervaring, vanuit mijn praktijk als muziekdocent is dat tieners die piano willen leren spelen de oudere popmuziek heel goed kennen. Veel van hen adoreren The Beatles. Vaak schaffen ze een platenspeler aan en weten de weg in de bakken met tweedehands vinyl in de winkels in de buurt te vinden.
Misschien moeten we als maatschappij ook eens kijken naar wat we jonge mensen aan willen bieden. Nogmaals; ik geniet van de nieuwe mixen, maar wel naast de oorspronkelijke. Uiteindelijk zijn de mixen van de bron onvervangbaar. Ondanks alle imperfecties. Ook de onvolkomenheden zijn onderdeel van de magie.

 

Ik ben blij met elke nieuwe luisterervaring. Het naast elkaar is geweldig. Elke mix heeft sterke en minder sterke kanten. De discografie van The Beatles bestaat uit een beperkt aantal albums, gecreëerd in pak ‘m beet acht jaar. Inmiddels doen wij, de eerste fans het er al meer dan vijftig jaar mee. De nieuwe luisterervaring is een geweldige aanvulling met alle plussen en minnen. Deze ervaring blaast ook het stof van de meer dan vertrouwde oorspronkelijke albums, die ik na het mogen beluisteren van elke nieuwe mix weer met heel, heel veel plezier beluister.
Ik hoop alleen dat alle albums ook tot in alle eeuwigheid in de oorspronkelijke mixen (liefst analoog) te koop blijven.

Bruce en Bach

Bruce en
Bach

‘History is a knotted string of fact and memory.’ Aldus Jerry Hammack in de inleiding tot zijn vijfdelige serie ‘The Beatles Recording Reference Manual.’

Hoewel The Beatles al ten tijde van hun bestaan gezien werden als een fenomeen van de buitencategorie, ontkwamen ook zij niet aan een typisch menselijk verschijnsel. De mens is nl. geneigd de aanwezigheid van de grootste artiesten/musici/kunstenaars onder hen als min of meer vanzelfsprekend te beschouwen. Hun scheppen is één ding, de verhalen en gebeurtenissen achter de creaties zijn iets anders. Deze zijn op het moment van creëren niet heel interessant. Morgen, overmorgen of over een maand wordt hetzelfde rondje in de studio of op het podium immers weer gemaakt met nieuw materiaal.
Pas nadat een artiest het tijdelijke voor het eeuwige heeft verruild, of een popgroep (lees The Beatles) al lang en breed iets van het verleden geworden is, komt de nieuwsgierigheid. Hoe was het? Hoe deden ze wat ze deden en wanneer deden ze wat precies?
In het geval van The Beatles is EMI gelukkig zo verstandig geweest bijna alles te bewaren.

‘History is a knotted string of fact and memory.’ De ‘facts’ waarnaar in deze zin verwezen wordt, verdwijnen uit beeld. Herinneringen houden de gebeurtenissen van weleer levend. Maar de verstrijkende tijd maakt deze herinneringen minder en minder betrouwbaar.

Voeg daaraan toe dat één van de meer dominante muziekstijlen van de jaren zeventig van de vorige eeuw in niets te vergelijken was met dat wat ervoor kwam, ja dat deze stijl zich zelfs afzette tegen wat tot voor kort (terecht) gezien werd als absolute top, tegen datgene wat kwaliteit had en de voorwaarden om de achtergronden van wat belangrijk was te vergeten worden nog eens versterkt. Nogmaals; ik heb het niet over de onvergetelijke muziek, die kan wel eens een tijdje uit beeld raken, maar kwaliteit verloochend zich uiteindelijk nooit. Ik heb het over de feiten en data achter het oeuvre.

Punk veegde de vloer aan met de voorgangers. Voorgangers die in hun ogen te oud waren om nog serieus genomen te worden. The Beatles leken aan relevantie te verliezen.
Het is geen verschijnsel waar The Fab Four het alleenrecht op hebben. Sterker nog, dit soort vragen (het hoe en wanneer) dat met het verstrijken van tijd omgekeerd evenredig aan het toenemende verlies aan informatie uit de eerste hand aan belang wint, stelt men zich al langer in de klassieke muziek.

Tijdens mijn studie aan het conservatorium raakte ik vertrouwd met het fenomeen historische uitvoeringspraktrijk.
Dit is het etiket dat de muziekwereld plakt op de behoefte de muziek uit elke periode uit het verleden zoveel mogelijk te spelen zoals ze destijds gespeeld werd. Wat tijdens het ontstaan van b.v. de muziek van de barok (een etiket dat natuurlijk pas veel later op de periode geplakt is) een vanzelfsprekende manier van musiceren was, wordt met het verstrijken der jaren na vele stijlveranderingen iets dat totaal uit zicht raakt. Historische uitvoeringspraktijk probeert te achterhalen hoe de muziek in elke stijl-periode geklonken heeft.
Op een min of meer vergelijkbare manier pluizen The Analogues het werk van The Beatles uit om zo tot een zo getrouw mogelijke uitvoering van de muziek te komen. Dat het hierbij gaat om muziek die door de groep zelf nooit live is uitgevoerd maakt het nog meer speciaal.

Om zoveel mogelijk te achterhalen wat de beste manier is om b.v. het werk van J.S. Bach te spelen werken musici en wetenschappers boeken uit de barok door in de hoop antwoorden te vinden, speurt men schilderijen met musicerende mensen af naar aanwijzingen en speelt men op instrumenten uit die tijd. Vergelijk dit weer met The Analogues die ook enkel historisch correcte instrumenten gebruiken en niet zoals Wix Wickens dat doet bij de concerten van McCartney, synthesizers etc. In het geval van de concerten van McCartney kan dat natuurlijk ook niet anders; je zou anders een flink aantal ‘Wixjes’ meer nodig hebben.

In de klassieke muziek gaat het zelfs zover dat, waar men aanvankelijk elk door de tijd aangetast klavecimbel restaureerde, men tegenwoordig instrumenten soms in hun vervallen staat bewaart zodat toekomstige generaties met betere technische middelen informatie kunnen winnen uit restjes vilt, gebroken snaren enzv. Daarmee samenhangend is er de behoefte om de lijnen waarlangs het talent van een Bach zich heeft ontwikkelt, te ontrafelen. Wanneer deed hij wat precies, waar heeft hij bepaalde dingen geleerd en in welke volgorde?

Over The Beatles en over de vier groepsleden individueel zijn inmiddels boeken vol geschreven. Veel lezenswaardige boeken en nog heel veel meer onzinnige schrijfsels. Het biografisch deel is tot vervelens toe uitgemolken, maar er is nog wel iets dat met een beetje goede wil een deelaspect van de biografie genoemd kan worden. Dit deelgebied wint de laatste decennia aan belang en steeds meer schrijvers wijden woorden aan deze onderwerpen.
Op een manier die vergelijkbaar is met de hiervoor beschreven zoektocht naar achtergrondinformatie over (het werk van) Bach wordt er meer en meer gezocht naar het hoe wat waar en wanneer in de ontwikkeling van The Beatles en de solocarrières van McCartney, Lennon en Harrison. Of de Starr van na The Beatles ooit die aandacht zal krijgen?

Mark Lewisohn hoorde met zijn in 1988 verschenen boek ‘The Beatles Recording Sessions’ tot de pioniers op het gebeid van historisch onderzoek. Aan dit boek lag het onderzoekswerk van EMI medewerker John Barrett ten grondslag.
Een boek dat decennia lang hoog aangeschreven stond onder de fans die het naadje van de kous wilden weten. Inmiddels heeft het boek iets van zijn aureool van grootsheid verloren, wat niet wegneemt dat het nog steeds meer dan lezenswaardig en uiterst informatief is.
Jerry Hammack heeft met zijn vijfdelige serie ‘The Beatles Recording Reference Manual’ de fakkel overgenomen. Geen leesvoer, wel een uitvoerig naslagwerk. Helaas niet foutloos, maar dat is misschien ook niet te doen.

Een even boeiend studiegebied betreft het onderzoek naar de ontwikkeling van Lennon, McCartney, Harrison en Starr als musici. Hoe hebben met name de componisten in de band zich ontwikkeld tot wie ze zijn geworden? Bij wie hebben ze de kunst afgekeken en hoe hebben ze zich dingen eigen gemaakt. Hoe hebben ze vervolgens de voorbeelden zover achter zich kunnen laten? Wat zijn de muzikale kenmerken in elk jaar van het bestaan van de groep?
Een ongelooflijk boeiend boek (in twee delen) over deze onderwerpen en nog veel meer is ‘The Beatles as Musicians’ van Walter Everett. Om dit boek met plezier te kunnen lezen is het wel nodig over een behoorlijke hoeveelheid muzikaal-theoretische kennis te beschikken.

‘Recording The Beatles’, een boek over de apparatuur waarmee het werk van de groep is vastgelegd. Helaas op dit moment niet te koop. Er komt een herdruk, maar ‘soon’ is blijkbaar een rekbaar begrip.

De jaren na het uiteenvallen van de groep worden door het schrijversgilde gelukkig ook niet vergeten.
Allereerst is er het fantastische ‘Maccazine’. Een absolute aanrader, twee keer per jaar verschijnend. Achtergrondinformatie over albums, sessies, gebruikte gitaren en wat al niet meer. Het levert een lange tijdlijn op van het leven van één der allergrootsten.

‘Lennonology’ van Madinger en Raile mag ook niet onvermeld blijven. Hoe kom je overigens op die geniale titels: ‘Maccazine’ en ‘Lennonology’? Echt te gek.

Voor inzicht in het werk van McCartney en Wings zijn de boeken van Adrian Allan onmisbaar. De muzikaal-analytische boeken veronderstellen weer een ruime mate van muziektheoretische kennis, maar de twee boeken over het ‘on the road’ gebeuren zijn een bron van informatie voor een ieder die daarin geïnteresseerd is.

In het bootleg-circuit zijn al langer opnames etc te vinden die kernmomenten in carrières hebben gevangen in beeld en geluid. In uitgaves als de ‘McCartney Archive Collection’ komt veel (beeld)materiaal, nu in een veel betere kwaliteit dan via de bootlegs, beschikbaar. Zo vind je in de box van ‘Red Rose Speedway’ zowel de integrale ‘James Paul McCartney show’ als ook de ‘Bruce McMouse show’.
Eerst genoemde is destijds op tv vertoond. Bruce moest wachten tot de uitgave van de box van ‘Red Rose’. Het op de plank leggen van de avonturen van dit muisje viel destijds goed te verdedigen. Het is weer zo’n typisch McCartney dingetje dat geen bijdrage zou hebben geleverd aan het beeld van hem als serieus te nemen popartiest.
De verlate uitgave is evenzeer goed te verdedigen. Zowel de tv-show (en dan met name het geënsceneerde concert tegen het eind) als Bruce geven een inkijkje in de wereld van deze vroege Wings line-up. De opdringerige muis doet geen enkele afbreuk aan het belang van dit soort beeldmateriaal. Iedereen kent de beelden en daarmee de dynamiek van de groep ten tijde van ‘Rockshow’. Maar (kennis van) deze vroege, onderbelichte incarnatie is minstens even belangrijk.

Het is een groot geluk dat zowel schrijvers, musicologen als onderzoekers op een moment dat het woord ‘recente’ nog niet helemaal misplaatst is voor het woord ‘verleden’, vastleggen hoe één en ander destijds gegaan is. Op Facebook-pagina’s gewijd aan The Beatles merk ik dat steeds meer jongere fans een romantisch beeld van de band cultiveren. Halve waarheden en grote onzin vliegen je niet zelden om de oren. Alles vanuit een behoefte de zwarte bladzijden die ook onderdeel van het verhaal zijn te herschrijven tot een soort heldenroman rond vier boezemvrienden. Doordat ook de boeken horend bij de recente heruitgaven van Beatles-albums en de docu ‘Get Back’ deze wat vrijere interpretatie van het verleden niet schuwen, kan de werkelijke dynamiek van met name de laatste jaren van de groep en de eerste jaren na het uiteenvallen, een beetje uit beeld raken. Een eerste stap naar van de radar verdwijnen. Dat mag nooit gebeuren.

Ik begrijp overigens wel dat dat herschrijven ook vanuit de nog levende leden gebeurt. Werkt het niet altijd zo dat de kwaadheid die aanvankelijk het doorleefde vervuilt met het verstrijken van tijd oplost in de glans van het verleden? McCartney en Starr koesteren geen wrok meer. Ze zijn misschien wel de grootste fans geworden van hun eigen verleden, van The Beatles.

Ook ik had als puber-fan de behoefte het verleden te herschrijven. Ik wist niets en wilde ook niets weten van ruzies tijdens ‘The White Album sessies’. Een dergelijk geniaal album kon niet ontstaan zijn tijdens gespannen sessies. Nee, de heren hadden ongetwijfeld tot de laatste dag in vriendschap samengewerkt. Er moest iets gebeurd zijn waardoor het op het allerlaatste moment mis was gegaan. De laatste song van het laatste album toevertrouwd aan tape en bats, dat was het……..tot ik in het blad ‘Muziek Expres’ las hoe het daadwerkelijk gegaan was én een foto zag met daarop vier Beatles en Yoko die dichter bij Lennon stond dan Paul, George en Ringo. Een symbolisch plaatje van een werkelijkheid die ik tot dat moment niet had willen kennen.

Het is geweldig dat mensen die er objectief naar kunnen kijken de reis die de vier heren, gezamenlijk en zeker ook afzonderlijk hebben gemaakt, vastleggen, zodat dit geweldige verhaal, het decor waartegen zoveel ongelooflijke muziek is geschapen, niet vergeten wordt.
Lang leve dus ook Bruce, die als kleine muis een heel klein stukje geschiedenis mag bewaken.

83!

83!

Beste John……., mag ik John zeggen? Je kent me niet en ik ken jou niet echt, maar je lijkt me iemand die zelfs op drieëntachtigjarige leeftijd met John aangesproken zou willen worden.
Overigens, nu we het toch over ‘kennen’ hebben, moet ik bekennen dat ik, toen ik mijn eerste lp kocht, geen idee had wat de namen van de vier er vrij identiek uitziende mannen op de hoes waren. Ik weet niet eens zeker of ik de naam ‘Beatles’ eerder gehoord had. Ik vond de herfstige hoesfoto gewoon geweldig. Reden genoeg om het album te kopen. Dat is uiteindelijk één van de meest bepalende keuzes van mijn leven gebleken. Jullie zijn daarna nooit meer uit mijn dagen verdwenen. Jíj́ bent niet meer uit mijn leven weg te denken.

Jullie zagen er moe uit op de hoesfoto. Veel later las ik ergens dat dat kwam doordat de voorafgaande maanden hun tol begonnen te eisen. Op het moment dat ik de verhalen achter album en foto leerde kennen wist ik natuurlijk al lang dat jij de tweede van links was.

Het heeft wel iets moois, een kennismaking met jou en jouw groep (want dat was het op dat moment zeker nog, Paul zou pas later de rol van leider oppakken), tegen de achtergrond van een herfst. Het is immers in jouw leven ook figuurlijk vaak herfst geweest.
Het gedoe met je vader, de afstand tot je moeder, het haar terugvinden al snel gevolgd door haar vroegtijdige, gewelddadige dood.
De jaren waarin je uitgeblust voor de tv hing. Moe van The Beatles-gekte, nog in afwachting van je eerste ontmoeting met Yoko.
De relatief korte periode met haar waarin je dacht een kind met haar te krijgen. Het mocht helaas nog niet zo zijn.
Yoko, door jou uit je leven verjaagd op een harteloze manier. Uiteindelijk vonden jullie elkaar een tweede keer en mochten jullie alsnog een kind verwelkomen. Jullie wisten het niet, maar de tijd die jullie gedrieën nog restte zou heel erg beperkt blijken te zijn.

Drieentachtig zou je deze maand geworden zijn. Drieëntachtig! Toen een gek een eind aan je leven maakte was je nog maar veertig. Minder dan half zo oud. Je leek ouder. Veel ouder. In mijn 18 jarige ogen was je toe aan pensioen en gedurende de voorafgaande jaren léék je ook met pensioen.

Popsterren hebben het eeuwigleven. Als ze gedurende hun leven tenminste iets te vertellen hebben gehad. En iets te vertellen had je. Vooral gedurende de periode dat Paul je sparringpartner was en in de eerste jaren volgend op jullie scheiding. Jou bleek na The Beatles niet veel tijd meer gegund waardoor er verhoudingsgewijs weinig solo-albums van je zijn verschenen.
Zou je, als je net als Paul, de tachtig zou hebben mogen passeren, heel veel meer hebben nagelaten? Het is niet onwaarschijnlijk, maar afgaand op de pauze die je al eens had ingelast, is het ook niet ondenkbaar dat je slechts af en toe in de openbaarheid getreden zou zijn.

Tegen het eind van de film ‘Yesterday’ kom je nog even in beeld. Nou ja, ik hoef jou natuurlijk niet te vertellen dat je dat niet echt bent, maar het beeld is mooi. Je straalt rust en vrede uit. Ik kan me eigenlijk wel voorstellen dat het echt zo gelopen zou zijn. Met dien verstande dat de inspiratie af en toe nog vat op je zou hebben gekregen. Maar gedurende periodes van jaren achtereen zou je volgens mij best hebben kunnen kiezen voor een bestaan buiten de spotlights.

Was je spiritueel? Gedurende fases in je leven zeker. Denk alleen maar aan ‘The Frost Programme’ van 29 september 1967 waarin je, gezeten naast George, vertelt over je eerste ontmoeting met de Maharishi. De periode dat je nog enthousiast over hem was. De maanden vóór jullie naar India zouden gaan. Overigens moet de man die iets als ‘Imagine’ kan schrijven zich volgens mij wel verbonden voelen met het onbenoembare.
Of kwam het echt ‘Out The Blue’ tot je? Dat noem je dan wel weer ‘inspiratie’ en dat heeft weer iets te maken met de geest krijgen/ontvangen. Maar laat ik niet aan een woordspelletje met jou beginnen. Woorden waren immers jouw terrein, je grote kracht.

Beste John. Drieentachtig! Je bent al lang niet meer onder ons, maar dankzij je muziek heb je ons nooit echt verlaten. Om jou te citeren: ‘Wherever You Are, You Are Here.’
Van harte John.

Naked?

Naked?

‘The winter of discontent’. Was het niet Harrison die de sessies van januari 1969 nog begin jaren ‘90 van de vorige eeuw in die bewoordingen beschreef? Meer dan twintig jaar zijn er verstreken sinds die koude, kille maand en nog altijd bewaart George er geen warme herinneringen aan.

Peter Jackson laat in zijn schitterende driedelige documentaire ‘Get Back’ zien dat het niet allemaal kommer en kwel was, maar George zal het zich niet verkeerd herinneren; het moet voor de heren geen pretje geweest zijn tot elkaar veroordeeld te zijn. De docu bewijst dat de oude chemie er zeker nog was, maar delen van de docu, andere bronnen én de herinneringen van de betrokkenen tonen dat die chemie niet meer constant aanwezig was. Alles behalve.

Wat de Jackson docu ook laat zien, naast alle jolijt, is dat het een behoorlijk chaotisch gebeuren was en dan druk ik me nog voorzichtig uit.
Grote delen van de tijd werd er gepraat over de opzet van het nog te plannen slotconcert. Paul wil heel graag spelen voor een grote groep fans, George wil niets liever dan zo snel mogelijk een album maken en naar huis. Voor hem geen ‘terug naar de dagen van voor Candlestick Park’.
Er wordt gepraat en gepraat. Vooral het feit dat Michael Lindsay-Hogg hierbij het hoogste woord voert ervaar ik als uiterst irritant. Het is één van de aspecten van de docu die, bij alles wat er geweldig aan is, niet uitnodigt tot het telkens weer bekijken van de serie. Al het andere maakt dan weer dat ik er geen genoeg van kan krijgen. Dichter op het creatieve gebeuren binnen de groep kun je niet komen en dat het ontstaan van de song ‘Get Back’ op beeld is vastgelegd is een cadeau van de buitencategorie.

Op momenten dat er niet gepraat werd, werd er veelal muziek gemaakt. Vaak werd er geschaafd aan songs, maar vaak ook werden oude Rock & Roll songs gespeeld en dat gebeurde lang niet altijd op een acceptabel niveau.

George leek niet meer geïnteresseerd in The Beatles en Lennon en McCartney bleken echt niet geïnteresseerd in de mening van George.
Lennon was, om het maar eens in het Engels te zeggen: ‘out of it’. Verslingerd aan Yoko, verslaafd aan heroïne. Er komt weinig uit zijn koker. De songs die hij wél aandraagt behoeven het één en ander aan schaafwerk en opvallenderwijs is het vooral Paul die zich bezig houdt met de opbouw van de songs van Lennon. Eerlijk gezegd viel de input van Lennon me behoorlijk tegen als je af kunt gaan op de ‘Get Back’ serie en het lijkt me te makkelijk om dat af te schuiven op de (vermeende) dominantie van McCartney.

Je kunt je afvragen of er een album zou zijn gekomen als Billy Preston niet als katalysator aanwezig zou zijn geweest tijdens de tweede helft van de sessies.
De blik in de ogen van McCartney op het moment dat Preston voor het eerst meespeelt en alles op z’n plek valt! De geniale McCartney heeft aan een half ‘oor’ genoeg om te weten dat dit het helemaal is.

De groep die tot ‘Let it Be’ op een ongelooflijk hoog niveau had gewerkt, die revolutionair was gebleken in de studio, zat eind januari opgescheept met meters en meters tape.
Zoals bekend was het uitgangspunt van deze sessies een ‘terug naar de basis’. Geen studio-trucs. Alles live gespeeld. Helaas liepen de pogingen van Glyn Johns om een album uit de berg tapes te destilleren op niets uit. Phil Spector mocht vervolgens proberen iets te maken van de puinhoop, resultaat van de eerste maand van 1969.

Je kunt over elk album van The Beatles een mening hebben, maar, heel misschien met uitzondering van de discussies rond ‘The White Album’ over of een één lp versie beter geweest zou zijn (nee hoor!) denk ik dat je kunt stellen dat het onzinnig is om te praten over betere opties voor. Je kunt het mooi vinden of niet, maar ‘Abbey Road’ is het perfecte slotakkoord in hun output. ‘Rubber Soul’ en ‘Revolver’ zijn perfecte uittingen van de artistieke stand van zaken van dat moment.
En is er een beter document voor 1967 denkbaar dan het psychedelische ‘Pepper’?

Doordat uitgangspunt en uiteindelijk resultaat door de keuze voor Spector zover uit elkaar liggen en er daarnaast oneindig veel takes van alle songs bestaan, is ‘Let it Be’ ertoe veroordeeld tot in lengte van dagen een werk in uitvoering te blijven. Een album zonder ultieme versie.
Er zijn op dit moment drie officiële releases: het album zoals dat in 1970 uit is gekomen, de versie uit 2003; ‘Let it Be……naked’ en sinds kort een versie zoals die Glyn Johns voor ogen stond. Een versie (of eigenlijk twee versies) die in het bootleg-circuit al langer de ronde doen.

De Johns-opzet kan ik moeilijk serieus nemen. Veel klinkt prachtig, maar het toevoegen van een paar ‘jams’, een valse start, verkeerd gekozen versies van songs in een te laag tempo, songs die op een andere dag beter aan tape werden toevertrouwd en als absoluut dieptepunt de keuze voor de afgebroken take van ‘I’ve Got a Feeling’ maken dit toch vooral tot een waardevolle aanvulling op het totaal. Maar het is als album, als kunstwerk absoluut niet serieus te nemen.
En wat doet ‘Teddy Boy’ op deze poging tot een album? Dit was enkel een doorloop en zeker geen serieuze take. ‘Warts and all’ klinkt heel aardig, maar dit schiet het doel wel heel erg voorbij.

Het is geweldig dat de ideeën van Johns nu officieel beschikbaar zijn als extra in de deluxe boxset van ‘Let it Be’. Geweldig ook om het coverartwork als tegenover van ‘Please Please Me’ in al zijn schoonheid in je handen te kunnen houden. Maar ik begrijp dat dit het niet geworden is. Een ‘warts and all’ album in deze vorm zou tot de wrat in het totale scheppen van de heren geworden zijn.

Blijven de Spector-versie en ‘naked’.
De Spector-versie heeft een heel groot pluspunt: het is het album waarmee velen van ons zijn opgegroeid, waarmee we zijn vergroeid. Het is het album waar herinneringen aan hangen. Zie hiervoor ook mijn eerdere column ‘Waterzuivering’.
Spector’s werk aan deze muziek heeft veel moois opgeleverd. Het verlengen van ‘I Me Mine’ is geniaal. De songs zonder orkest klinken geweldig en de suggestie/weergave van een live gebeuren is ongelooflijk goed geslaagd.

Maar er zijn ook de songs mét orkest en daar kan ik niet aan wennen. Het is nogal veel, nogal over the top. Omdat twee van die songs een centraal plekje op beide lp-kanten gevonden hebben, kleeft er een soort onontkoombaarheid aan. Ze kleuren de kant waarop ze staan.
Daarnaast is ook de titelsong, die in de single-versie al niet was ‘as nature intended’, meer nog dan Martin gedaan heeft voor genoemde single, door Phil onder handen genomen, met als meest verschrikkelijke aspect de delay die aan Ringo’s hi-hat toegevoegd is.

Dan toch liever ‘naked’? Was het maar zo eenvoudig. Allereerst ervaar ik de totaalklank als wat harder. Het klinkt een beetje klinisch. Daarnaast maakt het wegvallen van de Spector-saus vooral in het geval van ‘The Long and Winding Road’ duidelijk dat er wel wat ruimte zit tussen de song op het overgeproduceerde album uit 1970 en ‘Road’ met z’n vijf musicerende mensen op ‘naked’, vooral als één van die mensen duidelijk laat merken dat hij er geen zin in heeft. De invulling van de baspartij laat te wensen over. ‘The Long and’ klinkt in mijn oren een heel klein beetje leeg. Is het de gewenning aan de Spector-versie of komt het door het arrangement met, naast Ringo en John twee toetsenisten en een gitaar? Als je het vergelijkt met de titelsong merk je bij ‘Road’ toch meer de kleine bezetting terwijl ‘Let it Be’ (ook klein) meer uitgebalanceerd klinkt. Ook bij ‘Let it Be’ dezelfde mensen, maar Preston neemt eigenlijk de plek in die op een ander album voor de strijkers geweest zou zijn, Harrison soleert en speelt rifjes en alleen Paul is verantwoordelijk voor de grote lijn op toetsen. De achtergrondzang én de opbouw beginnend met enkel piano en zang maken het voor mij tot een beter uit de verf komend geheel. Heel misschien gaat ‘The Long and…’ iets meer gebukt onder de ‘geen overdubs’ regel. George Martin zou er in ieder geval een smaakvolle kleine bezetting achter hebben kunnen schrijven. Een tussenoplossing zou misschien gaaf geweest zijn, maar hoe dan ook; ‘Road’ is natuurlijk een fenomenale song en zo komt McCartney’s stem die bij Spector bijna verdrinkt in de hoeveelheid geluid, geweldig tot zijn recht.

‘Don’t Let Me Down’ profiteert optimaal van de aanwezigheid van Preston. Het staat als een huis. De aanwezigheid van dit nummer op ‘naked’ zorgt daarnaast voor een betere verhouding tussen het aantal songs van John en van Paul.

Waar ik het bij Spector’s album onbegrijpelijk vind dat ‘Don’t Let Me Down’ geen plekje gekregen heeft, vind ik het bij ‘naked’ jammer dat het coda van ‘Get Back’ niet gebruikt is. Dat Spector het zonder moest doen vanwege het live idee, is logisch. Maar ‘naked’ wil niet de indruk wekken live te zijn. Waarom het coda dan niet meegenomen?

Ik heb het al vaker gezegd, maar de solo van ‘Let it be’ op de uitgave uit 1970 vind ik geweldig. Met afstand de mooiste. Gave gitaarklank en een opbouw die staat als een huis.
De ‘naked’ solo heeft minder richting en ik houd ook niet van de klank van de gitaar hier.
Ik zou echt gek geworden zijn van dag in dag uit de klank van een gitaar door een Leslie-box en soortgelijke effecten.
The Beatles hebben er schitterende dingen mee gedaan, maar het eindeloos gepriegel en gezoek naar invulling met dit geluid….

‘Across the Universe’ is misschien wel de song in de gehele canon van de groep die het meest onaf gebleven is.
Een geniale tekst gekoppeld aan een prachtige melodie. Maar die melodie heeft nooit zijn definitieve arrangement mogen vinden. Achtergrondkoortjes van toevallig aanwezige vrouwelijke fans? Het is het net niet. Een meer ‘Boeddhistische’ opzet met ‘OHM’ koortjes en een ‘Tamboura-drone’. Veel en veel beter, maar blijkbaar nog steeds niet wat Lennon voor ogen stond.

Spector veranderde zo ongeveer alles. Het tempo en daarmee de toonsoort, een massief orkest en wat al niet meer. Blijkbaar vond John het prima, maar ik kan me niet voorstellen dat een versie die zover af ligt van de richting waarin hij het zocht, hem blijvend honderd procent overtuigd heeft.
De versie op ‘Naked’ is dezelfde als de door Spector gebruikte, maar zonder zijn toevoegingen. Prachtig wat mij betreft.

Er zit een ontwikkeling in de manier waarop de rolverdeling tussen producer en bandleden verschuift. Op ‘Please Please Me’ is het nog mogelijk dat George Martin dingen toevoegt zonder dat de bandleden inspraak hebben, of zelfs maar aanwezig zijn. Een piano, een celesta. Het kon en hij deed het.
Niet veel later is dat ondenkbaar. Lennon en McCartney vertellen Martin wat ze willen en hij realiseert het vervolgens.
Spector’s ‘Let it Be’ doet wat dat betreft een flink aantal stappen terug. De bandleden bemoeien zich inhoudelijk niet meer met het project. Spector mag er iets van maken. Opnieuw bepaalt de producer zonder hun inspraak hoe het eindproduct gaat klinken.
Ik kan me voorstellen dat het de enige optie was in de chaos en onvriendelijkheden van die periode, maar onder normale omstandigheden zou dit een absolute ‘no go’ zijn.

‘Let it Be’ al dan niet ‘naked’. Het is een verwarrend gebeuren. Ik denk niet dat er ooit een definitieve versie zal verschijnen. Kijk alleen maar naar hoe McCartney erin staat waar het gaat om ‘The Long and Winding Road’. Enerzijds had hij geen goed woord over voor wat Spector met zijn song heeft gedaan, anderzijds speelt hij live enkel de versie met de door Phil toegevoegde partijen.

Het ‘Let it Be’ project zal in zekere zin altijd onaf blijven. Is dat jammer? Ach, het maakt leven met deze muziek tot een nooit saai wordende ervaring.
Eigenlijk maakt dit ‘onaf zijn’ het album extra boeiend. Het is een soort puzzel waarbij je nooit het laatste stukje aan zult kunnen leggen. Ontstaan na een zware bevalling en in menig opzicht en naar Beatles-maatstaven geen absoluut topalbum, maar juist het feit dat er geen perfecte keuzes voor dit album zijn en je er als luisteraar daardoor op eindeloos veel manieren mee bezig kunt zijn, maakt het tot een sieraad in de canon. Zoveel geweldige songs, zoveel takes, een flink aantal versies (zie ook de extra’s in de boxset); eindeloos puzzel-plezier verzekerd.

Tekst & muziek

Tekst &
muziek

‘John is de man van de woorden, Paul de man van de muziek’. Dit soort gemeenplaatsen en variaties op het thema hoorde je vaak midden jaren zeventig van de vorige eeuw. Lennon de woorden, McCartney de akkoorden.
Onzin natuurlijk, want hoewel je kunt stellen dat Lennon over het algemeen de betere teksten heeft geschreven en McCartney veel meer inzicht heeft in de theoretische achtergronden van muziek, een inzicht dat hij combineert met een ongelooflijk gevoel voor harmonie en melodie, schreven de heren zowel teksten als melodieën van songs. Vaak gescheiden van elkaar.

Door hun namen te verbinden tot een twee-eenheid onder songs, plaatsten ze zich in een rij grote schrijvers-duo’s. Duo’s die, anders dan bij John en Paul het geval is, wél werkten met een gescheiden taakverdeling: Bacharach-David, Gilbert and Sullivan, John-Taupin enzv.

Ik heb er nooit echt bij stilgestaan. De heren schreven (overwegend) ieder voor zich tekst én muziek. Nou en….. Tot ik onlangs mijn nogal eenzijdige fascinatie voor muziek op vinyl een beetje los heb gelaten en me ben gaan verdiepen in High Res streamen.
Met de juiste apparatuur en een abonnement bij een service die High Res audio aanbiedt, kan dat werkelijk fenomenaal klinken. Ik keek nooit verder dan de ‘gebrek aan kwaliteit’ veronderstelling en was onvoldoende geïnteresseerd in het gebeuren om tijd te steken in het onderzoeken van de opties, maar onlangs heb ik de stoute schoenen toch maar aangetrokken en nu is het een geweldige aanvulling op muziek op vinyl.

De twee grootste voordelen: alle denkbare muziek kan verkend worden én deze omvangrijke bibliotheek neemt geen ruimte in! Omdat ik zo langzamerhand een schoenlepel nodig heb om elk nieuw gekocht album een plek tussen de andere lp’s te geven is dat laatste mooi meegenomen.

Door te streamen heb ik de muziek van Elton John beter leren kennen. Ja ja, ik weet het: niets te vroeg, maar tot voor kort knapte ik af op de songs waarmee ik toevallig in aanraking kwam. Hoe kun je beter beginnen met luisteren naar Elton dan door ‘Goodbye Yellow Brick Road’ te verkennen? Maar na een minuut ‘Funeral for….’ was ik er wel klaar mee. Wat een geneuzel.
Dat het daarna echt interessant werd zou nog even verborgen blijven voor mij.
Ik heb de ‘luisterachterstand’ inmiddels in no time weggewerkt. Tijdens het luisteren sprongen er twee dingen uit: het ongelooflijk pianistische van zijn songs; de piano wordt echt geweldig gebruikt. Het tweede viel niet zozeer op, maar was meer een gedachte die langzaam vorm kreeg tijdens het luisteren. Het betreft de gedeelde verantwoording mbt het scheppen van de twee-eenheid tekst en muziek. Dat heeft bepaalde consequenties. Is dat belangrijk? Ja en nee. Mooi is en blijft mooi. Slecht blijft slecht of het eindproduct nu door één iemand geschapen is, of door twee. Maar er verandert wel degelijk iets met betrekking tot bepaalde aspecten van het ontstaan van teksten. Voor mij is dat niet onbelangrijk.

Zo las ik ergens dat ‘I’m still Standing’ ontstaan is nav een stukgelopen relatie van Bernie Taupin (tekstschrijver van Elton John). Op het moment dat Elton er zijn muzikale ideeën op los laat wordt het (in ieder geval voor de luisteraar) een lied met een andere lading. Het is een bijna agressief muzikaal power-house geworden waarin Elton bezingt hoe hij ondanks alle tegenslag, alle drugsgebruik etc. nog steeds overeind staat. Hij laat zich niet klein krijgen.
Wat in Bernie’s beleving misschien een tekst geschreven vanuit kwetsbaarheid is, klinkt nu (door de muzikale herinterpretatie) alles behalve kwetsbaar!

Hoe anders is dat als tekst en muziek van dezelfde hand zijn. Wil McCartney onvrede over zijn relatie met Jane onder woorden brengen en deze onvrede stem geven met muziek, het blijft zíjn verhaal. Zijn woorden worden gedragen door de klanken die Paul als passend heeft ervaren.
Ik mag er als luisteraar mijn eigen verhaal in horen, maar uiteindelijk blijft het Pauls ding. Ik kan, als hij er iets over los laat of biografen goed werk verrichten, een vinger krijgen achter het waarom van de verklankte onvrede. En dat is mooi: ik hoef me niet te verdiepen in de levens van twee mensen, nee, het lijntje naar de mannen die ik bewonder is een heel direct lijntje.

Bij ‘I’m Still Standing’ is al sprake van een herinterpretatie tussen het moment waarop de woorden het huis van Bernie verlaten en het moment waarop ze gedragen door de klanken van Elton mijn oor bereiken.
In de beleving van de luisteraar kan ‘I’m Still Standing’ (en dan bedoel ik de combinatie tekst/ ‘weerbare’ muziek) worden tot een persoonlijke hymne: ze zullen mij (de luisteraar) er verdorie niet onder krijgen.
Dat gebeurt natuurlijk bij de muziek van Lennon en McCartney ook, maar dan is er slechts sprake van één herinterpretatie. In het geval van Taupin ontstaat een herinterpretatie ván een herinterpretatie.

Op ‘Captain and the Kid’ staat ‘Blues Never Fade Away’ met daarin een verwijzing naar John Lennon (‘I miss John Lennons laugh). Elton bewaarde warme herinneringen aan Lennon. Op een autobiografisch album vinden, met dank aan Taupin’, die herinneringen een plekje. Hoe zou zoiets gaan? Zou Elton erom gevraagd hebben? De ‘I’ die Lennon mist is niet degene die de zin aan het papier heeft toevertrouwd.

Ik moet hier misschien bekennen dat ik niet heel erg geïnteresseerd ben in popmusici die enkel reproduceren. Mooi zingen? Prima, maar wat zing je dan? Enkel jouw interpretatie van songs door een ander geschreven? Ik laat het graag aan me voorbij gaan. Een uitzondering maak ik voor de coveralbums van mensen die overwegend albums uitbrengen met eigen werk en slechts af en toe een coveralbum. ‘Run Devil Run’, ‘Kisses on the Bottom’, ik vind ze geweldig, ook omdat iemand die normaal gesproken eigen werk vertolkt, dit soort albums op kan nemen met een overkoepelende gedachte.

Maar goed, de eindeloze rij zangers en zangeressen die het werk van anderen reproduceren laat ik zonder enige moeite voor wat het is.
Ik houd van de combinatie scheppen/uitvoeren. Er zit voor mij een soort gradatie in de lijn enkel reproduceren, tekst óf muziek schrijven om zelf uit te voeren, tekst én muziek schrijven en dit ook nog eens zelf op de plaat zetten. Een gradatie van minst interessant naar heel boeiend.
Een uitzondering maak ik voor de muziek van ruwweg vóór Elvis en voor de Elvis van vóór zijn militairedienst.

De schrijvers duo’s uit de periode vóór de Rock and Roll zijn geworteld in een tijd waarin de opzet van de muziekindustrie een andere was. Je had enerzijds de schrijvers (heel vaak duo’s) en anderzijds de uitvoerders waarvoor de duo’s schreven.
Pas als in de jaren zestig van de vorige eeuw duidelijk wordt dat er aanzien en geld verdiend kan worden met het zelf scheppen van wat je opneemt, versmelten schrijver/kunstenaar en uitvoerende.

Zoals gezegd heb ik door het fenomeen streaming (eindelijk) Elton John echt leren kennen en waarderen. Luisteren naar zijn muziek zal echter in mijn beleving nooit zelfs maar in de buurt kunnen komen van luisteren naar The Beatles. Deels heeft dat te maken met jeugdsentiment, maar deels ook met kwaliteit. Elton’s muziek heeft wat meer elementen die voor een zekere herkenbaarheid in zijn scheppen zorgen. Lennon en McCartney zijn minder verankerd in één stijl. Eigenlijk zijn ze helemaal niet vergroeid met één stijl. Er is sprake van een permanente ontwikkeling. Zeker in de jaren zestig zijn ze bijna niet bij te houden wat betreft stijlveranderingen in muziek en tekst. Dat laatste aspect (de tekst) is wel meer Johns terrein dan dat van Paul.

Dat ze daarnaast ook nog eens alle twee, Harrison meenemend, alle drie, de eigen gevoelswereld verklanken, is voor mij echt een mega pluspunt. Lennon die een laag zelfbeeld heeft en ‘I’m a Loser’ schrijft of de ellende van zijn jeugd van zich afschrijft/schreeuwt op een aangrijpend album, McCartney die de herinnering aan musiceren aan de piano te midden van ooms en tantes levend houdt met songs als ‘Honey Pie’, of zijn wisselende gevoelens t.o.v. Jane verwoordt én verklankt in een reeks songs, George die iets simpels als het weer gaan schijnen van de zon koppelt aan zijn stemming op dat moment en een monument in woord en klank schept, het geeft iets extra’s. Het geeft mij als fan een inkijkje in hun wereld. Het laat mij een heel klein beetje meekijken over hun schouder.

En natuurlijk is het niet allemaal even belangrijk. Soms betreft het gewoon ‘Silly Love Songs’, maar dan nog zegt het iets over de bedenker. De man die ‘Helter Skelter’ heeft gecreëerd, heeft blijkbaar ook een antenne voor ‘onzinnige liefdesliedjes’, ja zelfs voor kinderliedjes. Het totaal van zijn scheppen wordt daarmee autobiografisch. Elton John’s canon is hoogstens biografisch.

Taupin is de man in de schaduw. Hij is de naam naast die van Elton onder songs. Omdat hij niet uitvoert is hij veel minder een publiekfiguur. Wil ik meekijken over zijn schouder? Ach, niet persé. Ik ken hem immers niet. Dat maakt het niet oninteressant en de teksten zijn absoluut boeiend, maar die verbinding met de bedenker heeft een meerwaarde voor mij.

Mijn helden vereeuwigen aspecten van hun leven. En in die verwoordingen, gedragen door klanken die ze zélf als passend ervaren, zal hun bestaan, het feit dat ze hier rondlopen of ooit hebben rondgelopen, eeuwigheidswaarde blijken te hebben.
Ik mag woorden en muziek, maken tot een deel van mijn zijn, mijn verhaal, maar uiteindelijk bewaren de woorden en klanken van John, Paul en George fragmenten van hún zijn ‘tot het einde der tijden’.

George Harrison

George
Harrison

Ik vond de foto op de achterkant van de hoes met z’n bruintinten fantastisch. Hij zat daar in een soort oversized daklozenjas en harige laarzen op een bankje met naast zich uitgesneden in het hout zijn naam en de naam van het album. Het bankje leek betere tijden gekend te hebben. Alleen voor die foto had ik het album al willen kopen, ware het niet dat de recensies vernietigend waren.
Bij elk bezoek aan mijn favoriete platenzaak bestudeerde ik de foto om vervolgens te besluiten het album toch maar niet te kopen.

Gedurende jaren stond dit album in de platenbak. Stof en slijtage langs de randen maakten dat het aanzien van de hoes steeds beter paste bij de rafelige uitstraling van de foto op de achterkant.
‘Dark Horse’ is één van de weinige Beatles-solo albums waarbij ik destijds de verleiding heb kunnen weerstaan het te kopen. Toen in 2017 de vinylset met het complete solowerk van Harrison verscheen, vond dit album uiteindelijk toch een plekje in mijn collectie en eerlijk gezegd; ik vind het een heel veel beter album dan de recensies deden vermoeden.
Het bungelt wat mij betreft zeker niet onderaan de lijst van Harrison’s albums.

De jaren zeventig van de vorige eeuw, een mooie, nee een schitterende tijd om Beatlesfan te zijn.
De groep bestond weliswaar niet meer, maar het gonsde bijna permanent van geruchten over een mogelijke reünie. En tot het moment van die gedroomde reünie (het zou uiteindelijk bij een droom blijven), kon je de tijd doden met een behoorlijk aantal releases van solo-albums. In een decennium waarin er veel minder tijd zat tussen het verschijnen van nieuwe albums, was je met vier ex-Beatles verzekerd van (meerdere) jaarlijkse releases. Het loonde dus om minstens één keer per week de bakken te doorzoeken van een platenzaak.

Doordat ik minimaal die wekelijkse frequentie aanhield, kon het gebeuren dat ik, naar de bak met daarin de plastic afscheiding met daarop ‘George Harrison’ met daarvoor twee of drie van zijn albums lopend, al in de week van verschijnen tegen een fel oranje hoes aanliep. Ik was binnengelopen om weer eens te gaan twijfelen over de aanschaf van ‘Dark Horse’, maar de felle kleur trok mijn aandacht en ik vergat het oudere album onmiddellijk.
Door de in de hoes uitgesneden letters waren delen van een foto van George te zien. Zag ik dat nu goed? De man die op zijn hoesfoto’s bijna altijd gekleed ging én keek als een overwerkte tuinman leek wel te lachen. De lp mét de binnenhoes uit de hoes schuivend bleek ik het goed gezien te hebben. Vooral de kleurenfoto, met zijn vage herinnering aan de foto op de hoes van ‘Let it Be’ toonde een stralende George. Ik had nog geen enkele bespreking van dit album gezien, maar de foto’s en het stukje zelfspot langs de onderkant van de blauwe foto maakten dat ik het nog die middag gekocht heb.

Helaas, de vrolijke hoes vond geen weerklank in de muziek. Het is voor mij een album dat ik af en toe kan waarderen (er staan echt wel fraaie dingen op), maar vaak irriteert het me mateloos door de deprimerende inhoud gecombineerd met het klagende in de stem van Harrison.

Harrison zag na dit album zelf ook ‘het licht’. Het roer ging om.
Het volgende album combineerde een fleurige hoes met vrolijke teksten en pakkende muziek. Het team rond Harrison had, waar het de publiciteit betrof, ook duidelijk een tandje bijgeschakeld. Dit keer was het lang van te voren al duidelijk dat er iets nieuws zou verschijnen. ‘33 1/3’ maakte van George weer een popster die ertoe deed, ondanks de nog steeds aanwezige religieuze thema’s zoals zijn eerbetoon aan Paramahansa Yogananda (‘Dear One’). ‘33 1/3’ is een hoogtepunt in zijn oeuvre. Eigenlijk kent het maar één minder moment; zijn cover van ‘True Love’.

De koek was hierna nog niet op! Dit album kreeg met ‘George Harrison’ een prachtige opvolger. De overwegend groene hoes liet de uitbundigheid van zijn voorganger achter zich en muzikaal/tekstueel bezien bleek het ook iets rustiger, maar zeker niet minder.

Niet alles op dit album is top. Zo heb ik nooit iets gehad met ‘Faster’ en vind ik ‘Here comes the Moon’ echt helemaal niets. Ik vind het ontstaan van zo’n song als tegenover van één van zijn grootste songs (‘Here comes the Sun’) al twijfelachtig waar het gaat om (gebrek aan) inspiratie, maar ook de opbouw is niet je dat. Een ultra kort vers (met herhaling) wordt gekoppeld aan een verhoudingsgewijs (te) lang chorus. Alles wat ‘Sun’ zo schitterend maakt ontbreekt hier. Maar niet getreurd, de rest van het album is geweldig.

Ik houd van de positiviteit die de teksten ademen. Het verhaal van ‘Blow Away’ dat in feite een praktijkgevalletje ‘na regen komt zonneschijn’ is, gedragen door aanstekelijke muziek……elke keer na het beluisteren van dit album zoemen tekst en muziek nog uren na in mijn hoofd.

‘Not Guilty’. Waarom heeft hij deze song zo’n tien jaar op de plank laten liggen? Het is nu niet bepaald zo dat de aanpak heel anders is dan tijdens de ‘White Album’ sessies. Hij kan geen interpretatie problemen gehad hebben.
Harrison nam in interviews zeker geen blad voor de mond wanneer zijn traumatiserende Beatles-verleden ter sprake kwam. Ook zijn problematische relatie met McCartney bleef niet onbesproken. Ik kan me derhalve ook niet voorstellen dat hij vanwege de (milde) aanklacht in de tekst dit lied heeft laten liggen.

‘Soft Hearted Hana’ met z’n ‘Honey Pie in de plaatselijke kroeg’ sfeertje. Hoewel de bezetting van de songs zeker niet klein is, heeft het hele album iets kamermuziek-achtigs in vergelijking tot de voorganger. ‘Hana’ swingt heerlijk ontspannen in een moeilijk te vangen mengeling zowel van stijlen als instrumentatie. Als het al iets is, is het vooral geworteld in de pre-rock and roll tijd. Dus idd familie van ‘Honey Pie’.
‘Your Love is Forever’ heeft een prachtige lichtheid door de nadruk op de gitaren t.o.v. bas en drum. Een devotioneel zwevende song.

En dan het sublieme ‘Dark Sweet Lady’. Harrison was een liefhebber van akkoorden met iets extra’s. Majeurseptiemakkoorden, none-akkoorden. Hij gebruikte ze graag en veel. In dat opzicht is het heel mooi dat zijn eerste echte solo-album opent met een majeurseptiemakkoord. (‘I’d Have You Anytime’ op ‘All Things Must Pass’).
‘Dark Sweet Lady’ loopt niet alleen over van dit soort akkoorden, maar het gebruik ervan is ook geniaal.

Na het eerste akkoord D volgt onmiddellijk een Fis7 akkoord (met een +5??) op ‘dark’. Voor wie dit niet verrassend genoeg vindt; dit akkoord gaat vervolgens zelf weer naar C7-9 op ‘Lady’. Een theoretisch bijna onmogelijke verbinding, maar het enharmonisch verwisselen van ais naar bes (MollDur) en de toevoegingen die vooral in de melodie een plek vinden maken dat het probleemloos, logisch én melodieus klinkt. De dubbele ‘querstand’ (eerst a-ais direct gevolgd door c-cis) maakt de gevonden oplossingen van een McCartney-achtige schoonheid: zo’n complex probleem en toch zo’n melodieus resultaat. Wat een vondst!
Overigens laat George onder ‘You came and helped me through’ horen in welke context Fis7 meer volgens de regels functioneert: bm- Fis7-bm. Maar gek genoeg klinkt de eerst genoemde harmonisatie niet minder vanzelfsprekend.
Het A6 in de cadens van elke tweede zin is ook lang niet gek.

Harrison zou zijn gewoonte om hoogte- en dieptepunten af te wisselen trouw blijven, maar binnen deze afwisseling vormen ‘33 1/3’ en ‘George Harrison’ misschien wel de top van zijn totale solo-scheppen.
‘George Harrison’. Er zijn periodes dat ik dit album vergeet (gek genoeg geldt dat niet voor ‘33 1/3’) en telkens wanneer ik het dan weer beluister baal ik dat ik het een periode niet op de radar had. Naast het exemplaar in de 2017 box staat ook het destijds bij verschijning aangeschafte exemplaar nog steeds tussen mijn lp’s.
Zo’n vierenveertig jaar oud, de hoes valer en ‘zachter’ geworden. Een permanente aanwezigheid in mijn leven. Aanvankelijk grijs gedraaid, soms vergeten, maar ook telkens weer herontdekt.
Om ‘Blow Away’ te parafraseren: ‘All I’ve got to do is to love them’…..en dat doe ik dan ook maar: het zijn gave albums.

The lovely Linda

The lovely
Linda

‘Blackbird slaat toe (ondanks het vrouwtje)’ stond in grote letters boven een interview met McCartney in muziekkrant ‘Oor’ nav het concert dat Wings zojuist gegeven had in Nederland in het kader van de ‘Wings Over The World’ tour. Op 25 maart 1976 deed de ex Beatle nl. Ahoy aan met zijn nieuwe band. Het Amerikaanse deel van deze tour zou uitmonden in het album ‘Wings Over America’.
Linda kwam er niet goed af in het interview zoals al blijkt uit de denigrerende en vrouwonvriendelijke subtitel. Ook in de tekst zelf had de schrijver het op haar voorzien. Zo werd er gevraagd naar de Beatles-songs die Paul voor het eerst na het uiteenvallen van The Beatles speelde tijdens deze tour. Paul wilde dat niet te belangrijk maken gezien de mega schaduw van het verleden waaraan hij zich had moeten ontworstelen en antwoordde: ‘They are just songs’, waarop Linda als bijna hysterisch wordt afgeschilderd met een geschreeuwd: ‘THEY ARE GREAT SONGS!’ In de nadagen van The Beatles, als John en Paul meer en meer een eigen leven krijgen, onafhankelijk van elkaar, vinden ze elk een levensgezel die in meer (Yoko) of mindere (Linda) mate de rol van artistiek sparringpartner overneemt van het ex-klankbord.

De uitwerking van de vrouwen op de respectieve carrières is erg verschillend. Linda had een stem die goed functioneerde in de achtergrondzang voor Paul’s albums. Ze is de toetsenist van Wings geworden, eigenlijk alleen om als gezin bij elkaar te kunnen zijn tijdens de tournees. Haar invloed op de muziek van haar man lijkt zich naast de prima backingvocals te beperken tot zeer matig musiceren en heel erg ongemakkelijk bewegen in de videoclips van Wings. Met name in de clip voor ‘My Love’ oogt Linda totaal niet op haar plek. Ze ziet er ook nooit uit als iemand die ook maar enigszins op voet van gelijkwaardigheid meedoet in Wings. Eigenlijk ziet ze er niet uit als een musicus.
Yoko daarentegen heeft de richting van Johns carrière heel erg meebepaald: niet alleen door haar politiek activisme, maar ook doordat ze al een leven in de schijnwerpers had vóór John en nooit van plan is geweest alleen maar ‘de vrouw van’ te worden.
Linda echter wilde haar carrière ais fotograaf van de popsterren graag opofferen en is daardoor de vrouw van…. geworden met als voornaamste taak het uit de wind houden van haar man. Ze was er aan zijn zijde tijdens de tournees, ze was er voor zijn carrière. Haar muzikale inbreng is afgezien van de zang niet noemenswaardig; dat had een ander beter gedaan, maar ze was er en dat was erg belangrijk voor Paul. Op ‘Wings Over America’ is haar bijdrage adequaat als het om de toetsen gaat, met de kanttekening dat de complexere partijen door Paul of Denny gespeeld worden. Haar backing-vocals zijn voor mij vanaf ‘Ram’ een positief aspect van alle albums.
John zag Yoko als gelijkwaardig en als een waardig opvolger van Paul als sparringpartner.

‘Wings over America’ lag opeens in de winkels in december 1976 met een cover die ik nooit mooi heb gevonden en eigenlijk lang ook niet begrepen heb. De archive collection boxset maakte pas duidelijk wat het voor moest stellen. Een bont deel van een vliegtuig (dat zag ik ook wel) met opengaande deuren (de lichtstreep) waar Wings uit zou komen. De steeds bredere streep op de binnenhoezen suggereert het verder openen van de deur. De cover is ontworpen door Hipgnosis, dus het ligt helemaal aan mij dat ik dit niet de mooist denkbare hoes vind, hoewel de nieuwe uitgave op drie kleuren vinyl best mooi is: glanzend en net iets donkerder. Ook dit is weer zo’n album dat ik lang genegeerd heb in de winkel. Dit keer omdat ik nogal éénkennig was: als Paul niet zong hoefde het van mij niet. ‘Speed of Sound’? Laat maar. ‘Venus and Mars’: graag, maar wel altijd de twee songs na de ‘Venus and Mars’ reprise van kant twee overslaan. ‘Over America’: veel te veel leadvocals van andere bandleden en bovendien: Beatlessongs zonder de andere drie: een gevalletje ‘niet voor mij’. Maar ja: mijn weerkerend thema: al het andere was op een gegeven moment gekocht en ik had nog geld in mijn zak dat persé op moest. ‘Over America’ is zeker niet één van de top live-albums afgezet tegen live-albums van andere artiesten. The Allman Brothers, Peter Frampton, Neil Young, Hendrix, ze hebben het allemaal beter gedaan.

De eerste kant is meer dan prima en de laatste lp is echt te gek, maar het is als geheel geen album dat ik in één adem zou noemen met b.v. ‘The Allman Brothers live at Fillmore East’.
Ik moet hier wel even iets opbiechten. Ik ben mijn hele leven al een enorm fan van muziek op vinyl. Tot voor kort ging er niets boven die zwarte schijven voor de perfecte luisterervaring. Onlangs heb ik echter het fenomeen streaming ‘ontdekt’. Ik streamde natuurlijk al wel, maar eigenlijk alleen via de telefoon tijdens huishoudelijke karweitjes. Ik had me nog nooit verdiept in de diverse mogelijkheden en de installatie-voorwaarden om High Res te kunnen streamen. Nu alle voorwaarden aanwezig zijn om optimaal te kunnen genieten van gestreamde muziek, moet ik bekennen dat ik ‘Wings Over America’ nog nooit zo mooi gehoord heb als gestreamd via Qobuz. Daardoor is er sprake van een soort herwaardering van dit album. Hier kan geen lp tegenop. Voor het eerst heb ik het gevoel echt aanwezig te zijn bij dit concert. Voorheen klonk het een beetje als een vaag aftreksel van iets geweldigs. De bron voor Qobuz is ongetwijfeld de High Res versie van het album die je kon downloaden als je de ‘Archive deluxe’ box had gekocht. Dezelfde bron wordt, neem ik aan, ook gebruikt door Tidal. Maar zowel de download als de Tidal ‘versie’ haalt het gestreamd via mijn installatie, niet bij hoe dit album via Qobuz klinkt.

Op vinyl had ik vooral moeite met het akoestische gedeelte. Dat klonk in mijn beleving niet erg overtuigend. Via Qobuz beluisterd echter, wordt ook dit gedeelte een prachtige ervaring. De gitaren klinken vol en aanwezig en de samenzang is fenomenaal. Ik heb een zwak voor de gecombineerde stemmen van Paul, Linda en Denny L. Dit vocale bouwwerk is één van de dingen die met name ‘Band on the Run’ kleuren.
Tot voor kort miste ik die magie op ‘Over America’, maar via Qobuz is het er helemaal. Linda’s invloed op dit aspect van de muziek valt niet te ontkennen. Haar bijdrage als toetsenist mag dan minimaal zijn, haar stem in combinatie met genoemde mannen functioneert wonderschoon.

Wat dit album daarnaast bovengemiddeld de moeite waard maakt, is zijn plaats in de lange rij live-albums die nog zou volgen van McCartney. Een reeks waarin het accent telkens ligt op de albums die op dat moment net uit waren. Dat maakt het geheel van de live-albums tot een soort ‘fotoalbum in songs’. Een ‘en toen, en toen’. Een oeuvre-overzicht in highlights.
Zo is ‘Over America’ het album horend bij ‘Band on The Run t/m Speed of Sound’, ‘Tripping The live’ het album met voor het eerst ongelooflijk veel Beatlessongs en aandacht voor ‘Flowers in the Dirt’. Ook het album met de fraai uitgesponnen improvisaties. ‘Paul is live’ richt zich op ‘Off The Ground’ en lijkt verder een beetje ‘Tripping deel twee’ met aandacht voor de (Beatles)songs die niet op ‘Tripping’ zijn gekomen. ‘Back in The US’ (resp World) wil ‘Driving Rain’ onder de aandacht brengen en lijkt verder een herhaling van de sinds ‘Tripping’ vertrouwde McCartney formule die hier al wat sleets begint te worden doordat Paul niet schuwt om telkens weer dezelfde verbale inleiding te gebruiken en anekdotes aan te halen die een ieder in het publiek zo langzamerhand van binnen en van buiten kent. De tijd van de vrije improvisatie is ook een gepasseerd station: de solo’s van de albums worden nootgetrouw gereproduceerd. ‘Amoeba Gig’ is een opvallend live-album, niet alleen omdat ‘Memory Almost Full’ het album is dat geplugd wordt, maar ook door de intieme setting. Live in een grote ‘recordstore’ en dus voor een klein(er) gezelschap. De band hier is echt geweldig en meer dan op ‘Back in’ is er ruimte om vrijer te musiceren en te improviseren.

Linda is aanwezig als toetsenist op een groot deel van die albums, maar vanaf ‘Tripping’ is ze eigenlijk alleen nog aanwezig. De eigenlijke toetsenist is Wix. Muzikaal gezien een verschil van dag en nacht.
Het is in dat opzicht best gek dat mega-perfectionist McCartney omwille van het gezinsgeluk Linda als toetsenist van Wings kon accepteren. Waarom geen vakman/vakvrouw en Linda mee in een hoedanigheid die haar op het lijf geschreven zou zijn geweest: de rol van tourfotograaf.

Ik denk overigens dat er niet veel vrouwen zijn die zo goed op de been gebleven zouden zijn als Linda.
Ga er maar aanstaan: de haat van elke vrouwelijke fan over je heen krijgen omdat je er met de meest begerenswaardige Beatle vandoor gaat. Van de een op de andere dag achtergrondkoortjes moeten zingen op albums terwijl je even daarvoor misschien enkel onder de douche hebt gezongen. ‘Ja’ zeggen op de vraag of je je voor kunt stellen de toetsenist in een nieuw te vormen band te worden, omgeven door vakmensen die af en toe zelfs uitspreken dat Linda geen muzikaal wonder is en voor je tot drie kunt tellen zit je op het podium in een zaal vol studenten, die enkel geïnteresseerd zijn in de oude Beatlesmuziek. Dat verdient meer respect dan ze lange tijd gekregen heeft.

‘Gertrud Higgins’, zoals Paul haar menig avond tijdens de tour van 1989/90 voorstelt aan het publiek is enkel nog aanwezig omdat ze elkaar niet willen missen gedurende de tour. Ze wordt vriendelijker bejegend door het publiek, dan in 1976. Juist nu ze muzikaal gezien ontlast wordt, een stap terug doet, vindt ze acceptatie bij de massa die haar ziet als de geliefde vrouw van en niet meer als die Amerikaanse die er met de hoofdprijs vandoor is gegaan (een Beatle).

De serie live-albums is onbedoeld een document geworden van de rol van en de houding t.o.v. Linda. Ze begint als dé toetsenist van Wings en wordt uiteindelijk de vrouw voor de simpeler lijntjes naast Wix tijdens de wereldtournee van 89. Omgekeerd evenredig daaraan groeit met het verstrijken van de tijd de waardering bij het publiek voor haar. Is dat omdat de tijd dingen verzacht? Is het omdat ze minder aanwezig is in de muziek van haar man? ‘I wouldn’t have my old lady on stage’ of iets van gelijke strekking zei Mick Jagger ooit over het feit dat Linda in Wings zat. Het had altijd iets onnatuurlijks, maar is in zekere zin wel typisch McCartney. Paul, de familieman.

De buitenwereld krijgt haar steeds minder te zien als toetsenist. Als iets wat ze eigenlijk helemaal niet was, waardoor ze steeds meer in beeld komt als dat was ze wél was: een, naar men zegt lieve vrouw met veel eigen talenten en gaven. Pauls steun en toeverlaat.

Op zeventien april 1998 overlijdt ze. Een klein jaar (5 mei 1997) voor haar overlijden verschijnt het album ‘Flaming Pie’. Bij de een paar jaar geleden verschenen ‘Super Deluxe Archive’ uitgave zit een dvd met o.a. een docu vol momenten waarbij Linda en Paul overleggen met diverse mensen over artwork e.d.
Wat opvalt is de lieve interactie tussen die twee, of het nu genoemde overlegsituaties zijn of de momenten waarop ze gezeten naast elkaar (backing)vocals vastleggen. Linda is de met de jaren steeds stillere kracht achter Paul.
Zoals McCartney het zegt in My Love:
And when I go away
I know my heart can stay with my love
It’s understood
It’s in the hands of my love
And my Love does it good
En als iemand het kan weten is het McCartney wel.

In mono

In mono

Inleiding
Het komt waarschijnlijk doordat het ideaalplaatje intussen veranderd was, maar toch is het gek. The Beatles waren tot 1969 enkel geïnteresseerd in mono. Het mixen van de stereo-versies van albums lieten ze aan anderen over, terwijl ze zich wél met de mono-mix bemoeiden. Na ‘The White Album’ (in Amerika al mét ‘The White Album’), ging de knop om. Stereo moest het zijn en mono werd iets van het verleden. Daardoor verliep de kennismaking met wat gedurende het grootste deel van hun bestaan in essentie een monoband was, voor de meeste mensen die er, zoals ik, na 1970 mee in aanraking kwamen via een stereo-klankbeeld. En dat is dus wel een beetje gek. Gedurende decennia wordt het beeld van de klank van Beatles-albums dat je in je hoofd opbouwt bepaald door de klank van de over twee speakers verdeelde geluidswereld. Bij de albums gemaakt tijdens de jaren dat ze nog optraden zelfs de geluidswereld van twee speakers met een zo goed als leeg centraal punt tussen de speakers. Een ‘leeg’ midden.

De mono-sets (1)
Al in 1971 (en dus amper drie jaar na ‘The White Album’, het laatste Beatles-album dat ook in mono verscheen (de mono ‘Yellow Submarine’ is grotendeels een folddown), wekte het bevreemding dat McCartney een mono-versie van ‘Ram’ liet maken.
Waarom? Mono was toch behelpen? Dat was helemaal niet interessant en ouderwets!
De tijden waren veranderd. Stereo was het helemaal. Stereo, hét woord voor de moderne luisteraar.
De enkele mono-boxset (b.v. de rode uit 1982), verandert niets aan het plaatje; de band die vooral creëerde in een mono-wereld, was in de beleving van de (nieuwe) fans een stereo-band geworden.

Met het verschijnen van de cd boxset ‘The Beatles in Mono’ (2009) en later (2014) de vinylversie van die box (ja ik weet het; een helemaal nieuwe aanpak dus niet 1 op 1 de vinylversie van…..), werd meer algemeen bekend dat de band een grotere affiniteit had gehad met mono dan met stereo. In het verlengde daarvan werd bekend dat er destijds ook veel meer aandacht besteed werd aan de mono-albums en dat de bandleden zelf actief betrokken waren bij de mono-versies. Wilde je weten hoe de albums bedoeld waren? Beluister de mono-set!

Ik was sceptisch en vermoedde een marketingtactiek. Stereo had altijd voldaan en mono was iets dat hoorde bij lange wollen onderbroeken en kolenkachels. Toch?
Maar ja, als fan die al in geen tijden iets echt nieuws van The Beatles had kunnen kopen, ging ik voor de bijl en kocht de mono-cd-box in 2009 en een paar jaar later de vinyl-box.

De recensies waren ongelooflijk. Dit was het helemaal. Mooier werd het niet.
En mij viel de cd-set ongelooflijk tegen. In de eerste plaats bleek het geen goed idee mono door een hoofdtelefoon te beluisteren. Dat klonk gewoon voor geen meter. Maar via de speakers afgespeeld miste ik ook de dynamiek van stereo. Was dit het nu? Op vinyl zou het wel beter zijn toch? In 2014 was ik hoopvol gestemd; ik zou nu kunnen ervaren waarover men zo enthousiast was. Het bleek beter, maar ik miste de stereo-klank waarmee ik was opgegroeid en de eerste kennismaking met mono bood te weinig ter compensatie. Het bleef een redelijke mate van ijlheid houden.

De installatie
De cd-box stond, naast de vinylset, vergeten in een kast. Tot ik het tijd vond worden om mijn speakers en versterker te vervangen, waarna ik besloot eerst maar eens de cd-set een tweede kans te geven. Wie schetst mijn verbazing? Mono bleek niet alleen mooi, maar het liet stereo kansloos achter zich. Het bleek een bijna driedimensionale kwaliteit te bezitten. Een soort natuurlijk stereo 2.0, zonder echt stereo te zijn. Het klonk ook, vooral in het geval van The Beatles-set, heel erg modern. Zeker in vergelijking tot hun stereoalbums.

Ik kwam er meer en meer achter dat de mono-ervaring, veel meer dan stereo, afhankelijk was van details m.b.t. installatie, perfecte luisterplek t.o.v. de speakers etc.
Daarmee begon mijn zoektocht naar het optimale mono. Een zoektocht beginnend met een mono-stylus. De meest logische en meest eenvoudig te realiseren eerste stap.

Het schijnt, door het beperktere vlak waarbinnen alles zich afspeelt, veel moeilijker te zijn om een goede mono-mix te maken dan een goede stereo-mix. Elke gemaakte keuze heeft gevolgen voor al het andere in het plaatje. Bij stereo zijn de ruimtes groter. Het is grappig dat dit ‘alles moet kloppen’ een parallel kent in het hoe van het beluisteren. Hier geldt ook; alles moet kloppen. Of; hoe beter het klopt, hoe mooier het resultaat. Stereo klinkt eigenlijk altijd wel minimaal prima.

Er werd mij geadviseerd een Grado mono cartridge te kopen. Volgens de man van het advies een element met een warme klank. Wat hij als warm ervoer, vond ik echter een levenloze muffe klank. Op fora lees je soms dat mono-albums veel beter klinken wanneer ze afgetast worden met een stereo-element en ik zou het daar helemaal mee eens geweest zijn als de Grado mijn enige ervaring zou zijn gebleven.

Ter vervanging van de Grado koos ik een Ortofon 2M Mono. Ik had al een 2M Black en was daar meer dan tevreden over.
Dit mono-element heeft een 1 millimeter stylus. Het formaat van de gloriejaren van mono. Tegenwoordig worden monoalbums gesneden met een stereo-‘cuttinglathe’ waardoor de groeven, evenals bij stereoplaten het geval is een breedte hebben van 0,67mm. Hierdoor zakt een mono element van 1mm niet tot op de bodem van de groef van de nieuw gesneden mono-albums. Dat is geen probleem omdat de informatie in het bovenste stukje van de groef zit. Toch vind ik het jammer dat ik pas na de aanschaf van de 2M mono las dat er een 2M mono SE bestaat die wel een stylus van 0,67mm heeft. Dit element is speciaal voor de ‘The Beatles in Mono’ box ontwikkeld met in acht neming van alle specificaties van deze set. Ooit ga ik erachter komen of dit idd nog mooier is, maar om een element dat nog niet overdreven veel uren gespeeld heeft en meer dan prima bevalt te vervangen gaat me toch iets te ver.

Voor mensen die de mono-ervaring willen benaderen, maar geen mono-stylus willen aanschaffen én geen mono-functie op de versterker hebben: in de video over de Rolling Stones Singles Boxset deel 1 (eveneens een mono-set) van Parlogramauctions (YouTube) beschrijft Andrew een mooi en goedkoop alternatief. Twee kabels waarbij de eerste aan één kant twee tulpstekkers male heeft en aan de andere kant één female en een kabel die daarvan het spiegelbeeld is: twee female en één male.
Koppel deze kabels door de enkelvoudige stekkers te verbinden en verbind je speler via deze constructie met de voorversterker. Het mono dat de speler verlaat via een stereokabel komt zo als één signaal bij de voorversterker. Ik heb er zelf geen ervaring mee, maar als Andrew het zegt geloof ik direct dat het werkt.

Het is opvallend hoeveel beter een monoalbum gespeeld met het perfecte mono-element klinkt in vergelijking tot dezelfde ervaring via een stereonaald. Je zou denken; de informatie is mono, dus wat maakt het uit. Nou, heel veel dus. Nu hoorde ik nog meer waarom men zo enthousiast was.
De mono-ervaring werd er één die iets dubbels had. Enerzijds klonk de muziek duidelijk vanuit een centraal punt (het punt dat bij jaren ‘60 stereo juist vaak te leeg is), aan de andere kant had het een ruimtelijkheid die stereo zelfs niet benaderen kan.
Er is (vanuit het centrale punt) een meer rechts, meer links ervaring, maar verrassend genoeg ook een dichterbij of verder weg gevoel. Ja zelfs een: veel hoger of veel lager in het klankbeeld idee.

De mono-sets (2)

De 2014 vinylset is helemaal analoog. Ook zijn de oorspronkelijke aantekeningen voor deze set gebruikt. Je zou denken dat het resultaat daardoor ongelooflijk dicht ligt bij de eerste mono-persingen. Niets is minder waar. De aantekeningen geven een ideaalbeeld weer. Een ideaalbeeld waarvan men destijds bewust afweek. Had men de albums gemaakt zoals dat volgens de aantekeningen wenselijk was, EMI zou te maken hebben gekregen met stapels retourzendingen omdat de platenspelers van de doelgroep (de jeugd) op alle fronten tekort schoten.

In de eerste plaats zou de optimale basweergave de inferieure naalden aan matige armen uit de groef hebben doen springen en op de tweede plaats zou, door de speakers van menig koffergrammofoontje, elk HiFi gemastered album dof klinken. Dat laatste zorgde er destijds voor dat men ervoor koos die albums (en met name de vroegste albums) met veel meer hoog af te leveren. Dat maakt dat ze op hedendaagse spelers (meer HiFi) beluisterd, hoog en schril kunnen klinken. Ze missen de warmte die de 2014 set heeft.
Daar komt nog bij dat de eerste persingen moeilijk in goede staat te vinden zijn. De schijven zelf vallen over het algemeen nog wel mee en zijn er meestal beter aan toe dan stereo-lp’s uit hetzelfde jaar, maar de hoezen zijn vaak dramatisch. Nicotinevlekken, handtekeningen op hoes en label, vuil langs de flipbacks, verkleuringen van de niet gelamineerde achterkanten, scheuren langs de randen en wat al niet meer. Het is moeilijk mooie exemplaren te vinden en als je ze al vindt zijn ze prijzig.

De 2014 set is inmiddels onbetaalbaar en een heruitgave lijkt heel ver weg. De beperkte oplage verkocht destijds niet goed, maar nadat zo ongeveer de laatste box verkocht was en meer algemeen bekend werd hoe fenomenaal de set is, werd het een collectors item.

Wat te doen als je niet bij de gelukkigen hoort die wel een box hebben bemachtigd?
Ik heb naast de 2014 set, op The White Album na, van elk album minimaal één vroegste mono-persing. En ik heb de 2009 ‘In Mono’ cd-set.
Hoewel ik een bijna obsessieve vinylfanaat ben, moet ik toch zeggen dat, na de 2014 vinylset voor mij de 2009 cd-box de beste luisterervaring biedt. Deze cd’s klinken ongelooflijk goed en als je de vinylset niet kent zou je kunnen denken dat er echt geen betere manier is om The Beatles in mono te beluisteren. Het team achter deze uitgave heeft zich ongelooflijk beheerst. Geen boost van de bas, geen egalisering van het geluidsniveau van de tracks etc.
Een warme klank en een prachtig breed en diep mono-spectrum. Een aanrader en volgens mij nog steeds makkelijk te krijgen.
Overigens is ‘Revolver’ inmiddels in mono te koop in de boxset van de jongste heruitgave.
Dit lijkt de ultieme mono-versie van dit album te zijn. Ze klinkt zelfs nog beter dan de ‘Revolver’ in de 2014 box.
Deze schijf is echt het hoogtepunt in een box (‘Revolver’) met enkel fraaie schijven.

Conclusie

Het is te hopen voor de mensen die er geen hebben kunnen bemachtigen dat er over niet al te lange tijd een heruitgave van de vinylversie van de ‘In Mono’ set komt. De kans daarop lijkt echter klein. De set verkocht, zoals gezegd, aanvankelijk niet goed en pas nadat ze uitverkocht was werd het een beetje de heilige graal van The Beatleswereld.
Apple, of eigenlijk Universal lijkt niet genegen naar de wensen van fans te luisteren. Er wordt al zo’n tien jaar gevraagd om een nieuwe uitgave van de vinyl stereo boxset, maar dan niet gemaakt met digitale masters, maar geheel analoog zoals ook bij de ‘In Mono’ set gedaan is.
Een kansloos verzoek zo lijkt het. De 2014 box en de 1962/1966 en 1967/1970 dubbel lp’s laten horen hoe gaaf een analoge stereo-set zou kunnen klinken.
Ook maakt men telkens weer duidelijk dat een heruitgave van de mono-set erg onwaarschijnlijk is.
Gelukkig is, zoals eerder gezegd, de cd-set nog wel te krijgen. Een geweldig alternatief.
Veel en veel beter gedaan dan de stereo-set uit 2009.

Het is mooi dat de cd en vinyl ‘In Mono’ set naast elkaar bestaan. Door de afwijkende uitgangspunten zijn er wezenlijke verschillen in klankbeeld. En nu komen met het toenemend aantal album-boxsets steeds meer albums buiten de ‘In Mono’ boxsets om beschikbaar in de oorspronkelijke mono-mix. Aanvankelijk op Blu-ray of cd, maar ‘Revolver’ ook op vinyl. Meerdere opties om elk album in mono te beluisteren.
Keuzestress. Heerlijk!

Er zijn, zoals gezegd, meerdere goede redenen om naar The Beatles in mono te luisteren.
Het klinkt zoals de bandleden het bedoeld hebben. Er is meer zorg aan de mixen besteed. Het klinkt vaak veel beter dan de albums in stereo met hun wat verouderde keuzes rond een leeg midden.
Een heel goede bijkomende reden voor fans die, zoals ik, al decennia lang naar deze muziek luisteren: het biedt de kans om het meer dan vertrouwde weer als nieuw te ervaren. Door de mix-verschillen zowel in gekozen takes als in plaatsing van instrumenten en stemmen in het klankbeeld, klinkt de herinnering aan de kennismaking weer mee. Deze combinatie van vertrouwd zijn met en de wow-factor van het dat heb ik nog nooit (zo) gehoord is geweldig. Een erg prettige ervaring.

Drive My Car

Drive My
Car

Ik leerde ‘Drive My Car’ kennen dankzij een jongeman die met mijn vader in de keuken werkte van wat destijds nog een bejaardencentrum heette. Af en toe kwam deze collega bij ons over de vloer en tijdens één van die bezoekjes bracht hij, wetende dat ik fan was, de onlangs verschenen ‘rode dubbelaar’ mee. Ik kende alles van de eerste lp en van kant drie de eerste vier songs omdat ik ‘Oldies but Goldies’ een paar jaar eerder als tweede album aan mijn collectie had toegevoegd (twee albums is natuurlijk geen collectie maar het begin was er). Doordat mijn ‘collectie van twee’ in hoog tempo via drie albums naar vier naar ‘nu lijkt het ergens op’ was gegaan, stond ‘Help’ er inmiddels ook tussen. ‘Rubber Soul’ ontbrak echter nog. Dat album stond nooit in de bakken van de op dat moment enige platenzaak in Winterswijk.

Nooit zal ik het moment vergeten waarop ik de naald op de lp van Kees (zo heette de jongeman) liet zakken tussen ‘Daytripper’ en ‘Drive My Car’. Ik weet het natuurlijk niet meer, maar ik durf er iets om te verwedden dat mijn mond open viel van verbazing. Dit was toch wel andere koek. Een enkele gitaar, zo dominant dat er geen ontkomen aan was opende de song, waarna ongeveer halverwege onder die inleidende klanken Pauls bas een opstapje liet klinken dat een paar noten later op de grondtoon zou landen. Op de mooist denkbare manier begon de bas op het moment dat de gitaar toe was aan de rustiger nazin. Een prachtig stukje complementair ritme. Een term die ik destijds natuurlijk nog niet kende. Ik vond het gewoon fascinerend.
Als kers op de taart gaf ook Ringo acte de présence voorafgaand aan de eerste tel die zou volgen op de inleiding.

Ik heb, zoals iedereen dat denk ik wel heeft, een aantal lievelingssongs onder het totale scheppen van The Beatles. Wat een deel van die songs met elkaar gemeen heeft is de herinnering aan de kennismaking. De schok die elk begin die eerste keer beluisteren teweeg bracht. ‘I Feel Fine’, ‘Ticket to Ride’, ‘Come Together’ en ‘Drive My Car’. Bij geen van die songs was de koek op na de inleiding. Sterker nog: het wordt telkens weer alleen maar beter, maar het begin van deze songs zuigt je de minuten die komen gaan binnen, waarbij je ook nog eens de behoefte om direct die eerste maten nog een keer te beluisteren moet onderdrukken. Laat die naald maar torren….of zal ik dit toch nog een keer, nee laat gaan joh…..
Songs die zelfs na decennia beluisteren nog fris klinken, songs waarbij nooit sprake is geweest van luistermoeheid.

Zó beginnen (Car) en vervolgens iets op de inleiding laten volgen waarbij het moeilijk is om meest favoriete bouwstenen te kiezen onder al het fraais, hoe perfect kan een song van de eerste tot de laatste noot zijn!
Is de samenzang tussen met name John en Paul het meest noemenswaardig? Een samenzang waarbij Paul nu eens als hoogste stem niet John steunt, maar John op fraaie wijze Paul draagt.
Of het moment waarop in de inmiddels driestemmige zang voorafgaand aan het ‘Baby You Can…’ George net iets beter te horen is? Dat kleurt verschrikkelijk mooi.
Of is toch de manier waarop Ringo elke keer weer het ‘Ok je mag in mijn auto rijden’ inleidt in de twee maten ervoor het meest noemenswaardig?
En wat te denken van de piano tijdens de ritjes? Alleen de nieuwe kleur doordat de piano mee gaat doen is al te gek, maar er is meer. De combinatie van syncope en kwartentriolen in de pianopartij werkt ongelooflijk goed. De gitaarsolo mag ik ook niet vergeten, evenmin als het rifje dat alles draagt en de terugkeer van de sologitaar in het coda. Of de ‘Beep Beep’ passages?

‘Rubber Soul’ is het eerste ‘next level’ album van de groep. Een soort ‘Revolver’ light.Het staat, anders dan laatst genoemde album nog met één been in dat wat was en al met het andere been in een ‘alle remmen los’ toekomst. Harrison zag de albums als een bij elkaar horend tweeluik.

‘Rubber Soul’, een album dat zijn enige zwakkere moment, afgezien van het onvermijdelijke ‘Ringo-momentje’ bewaart voor de allerlaatste song. En zelfs dat heeft nog wel iets.
Een album dat bol staat van de fenomenale meerstemmige zang. Een album vooral over relaties met vrouwen. En dan niet meer het ‘ik houd van je’ geneuzel. Nee, hier komen serieuzere onderwerpen aan bod. Een album dat tekstueel bezien bij vlagen misschien zelfs wel vrouwonvriendelijk genoemd kan worden.

Want hoewel de dame van het openingsliedje graag in de auto mag rijden (een seksuele toespeling) klinkt in ‘Wait’ door dat Paul de vrouw van dit lied zal geloven als ze belooft dat ze op hem zal wachten, maar tegelijkertijd hoeft ze van hem, tijdens zijn afwezigheid, niet teveel te verwachten: ‘I’ve been good, as good as I can be….’. Wat is dat nu voor loze belofte? Of de tot Jane gerichte songs?

De eerste helft jaren zestig Paul wilde een vrouw die er voor hem was, geen partner die een eigen carrière had waardoor ze veel van huis was. ‘You won’t See Me’, maar zag hij haar wel? De naamloze feeks uit ‘Girl’ brengt Lennon tot de rand van het graf. De Lennon die Cynthia nu niet bepaald op handen droeg. De man die, tot Yoko in beeld kwam, weinig ruimte gaf aan de vrouw(en) in zijn leven. Niet heel geloofwaardig, maar wat maakt het uit? Het is een geweldige song. En ja, ik weet dat dit geen autobiografische song is, maar ik vind de gedachte wel heel boeiend.

Zou ik maar één ding mogen noemen waarin The Beatles niet boven alle andere bands en artiesten uittorenden, de keuze zou makkelijk zijn: The Beatles zijn, op McCartney na, niet de meest geniale instrumentalisten.
Als ik slechts één ding zou mogen noemen waarin The Beatles de absolute top zijn, heb ik een probleem. Ik zou waarschijnlijk kiezen voor hun compositorische vaardigheden. De harmonische vaardigheden van Lennon en de harmonische- en melodische vaardigheden van McCartney zijn van een ongelooflijk hoog niveau. En laten we Harrison niet vergeten. Het duurde even, maar toen hij zijn beperkte ruimte naast Lennon en McCartney op durfde te eisen ging de rem er behoorlijk af.
Ja, ik zou hier zeker voor kiezen. Tegelijkertijd zou ik buikpijn van mijn keuze krijgen, omdat het vermogen van The Fab Four om zich als een razende te ontwikkelen ongenoemd zou blijven. Hoe heeft het kunnen gebeuren dat deze kleine muzikale eenheid in nog geen zeven jaar van ‘Love Me Do’ via ‘Tomorrow Never Knows’ en ‘The White Album’ uit kon komen bij ‘Abbey Road’? Dat is het muzikale equivalent van een honderdmeter sprint record dat behoorlijk veel scherper staat dan menselijkerwijs mogelijk is. Dit kan gewoon niet.
Maar ja, als ik dat als mijn topaspect binnen het Beatles-gebeuren zou noemen zou ik niet alleen het compositorisch aspect vergeten, maar ook de geweldige samenzang.

Samenzang, al vanaf het prille begin iets waarin de heren uitblonken. Concurrentie? The Beach Boys en CSN&Y, maar dan houdt het denk ik wel op.
Alsof ze nooit anders gedaan hadden harmonieerden ze er op los vanaf zo ongeveer het eerste moment. Van ‘This Boy’ tot ‘Because” en alles wat daartussen kwam.

Samenzang, ook één van de kroonjuwelen op ‘Rubber Soul’. Het meest driestemmige intro van ‘Nowhere Man’, dat zodra het naar tweestemmigheid in tertsen gaat MollDur combineert met een plagale cadens, waardoor het wat meer gewone (de tertsen) toch bijzonder klinkt.
‘The Word’ met z’n prachtige 9- en sus-akkoorden. Tegen het eind de extreem hoge derde stem, die in de voor de US gemaakte stereo mix helemaal alleen in het stereobeeld staat en daardoor meer opvalt. Dat laatste is muzikaal gezien niet de meest elegante keuze, maar je hoort wel beter wat ze vocaal in hun mars hadden.

‘If I Needed Someone’, de relatieve eenvoud van zo goed als parallel verschuivende akkoorden. Wat een meditatieve rust over de in de goede zin van het woord monotoon jengelende gitaarklanken.
‘In My Life’, één van de handvol tekstueel gezien zachtaardige songs op het album. Een song die van McCartney had kunnen zijn. Sterker nog; een song waarbij de heren beide claimden het leeuwendeel van de compositie voor hun rekening genomen te hebben. Ik ga toch voor Lennon, al was het maar vanwege het voor Lennon typische gebruik van MollDur op ‘All My Life’ (tweede keer: ‘There is No-One’ precies op ‘One’).

‘Rubber Soul’, een album dat verbazingwekkend anders was, maar nog wel behapbaar afwijkend. Aan ‘Revolver’ moest ik destijds wennen. “Rubber Soul’ had voor mij direct de ‘wow-factor’. En nog steeds fascineren zowel het album als de openingstrack me mateloos. Hoe kun je beter een album ingezogen worden dan op deze manier? Het geroezemoes gevolgd door de bijtende gitaren van ‘Pepper’ komt misschien in de buurt. Het openingsakkoord van ‘A Hard Days Night’? De eerste keer ben je door dit akkoord meteen bij de les, alle keren daarna denk ik vooral: hopelijk staat het volume niet te ver open. Geniaal akkoord, geniaal begin, maar één gitaarloopje dat je zo het verhaal in sleept; diepe buiging.